Interview

“Er zijn evenveel vrouwelijke als mannelijke auteurs. Toch krijgen mannen meer beurzen”

Yannick Geens over het glazen plafond in de letteren

“Er zijn evenveel vrouwelijke als mannelijke auteurs. Toch krijgen mannen meer beurzen”

Vrouwen in de literatuur schrijven niet minder, anders of slechter dan mannen, zo blijkt uit onderzoek. Toch worden boeken van vrouwen nog altijd minder literair gevonden dan die van mannen. Ze ontvangen minder beurzen, recensies en prijzen. Hoe doorbreken we het glazen plafond in de letteren? We vroegen het aan Yannick Geens van het Vlaams Fonds voor de Letteren. Video: Sarah Van Looy.

Naar aanleiding van een opiniestuk van auteur Gaea Schoeters heb je onderzoek gedaan naar de gender pay gap onder Vlaamse auteurs. Je heb daarvoor ook een onderzoek gedaan naar het aantal aanvragers van werkbeurzen voor proza bij het Vlaams Fonds voor de Letteren.
“Dat zijn beurzen die auteurs kunnen aanvragen om letterlijk tijd te kopen om te kunnen schrijven, een soort van financiële steun waarmee ze hun volgend project kunnen uitwerken. Ik heb onderzocht wie er beurzen aanvraagt en toegekend krijgt, hoe groot die beurzen zijn en welke genderverschillen daarbij aanwezig zijn.

“Ik wilde die cijfers onderzoeken omdat dat iets is waar uiteindelijk niemand omheen kan.”

Ik vond het heel belangrijk om dit te onderzoeken, omdat ik het een absurd idee vind dat vrouwen minder geld krijgen voor hetzelfde werk als mannen. In andere sectoren dan literatuur was dit al eerder onderzocht. Voor het Vlaams Fonds van de Letteren (VFL) was deze informatie interessant omdat diversiteit nastreven één van hun belangrijkste pijlers is. Eerder was er al een onderzoek verschenen over de etnische achtergrond en de rol van culturele verschillen bij aanvragers bij het VFL, maar nog niet op vlak van gender.”

Hoe ging je te werk?
“Ik heb vooral heel veel spreadsheets moeten maken. (lacht) Ik heb me kwalitatief ingelezen over wat er precies leeft binnen dit debat en daarna kwantitatief onderzocht wat de cijfers precies zeiden. Vooral dat laatste was voor mij erg belangrijk. Wanneer vrouwelijke auteurs zich de afgelopen jaren uitspraken over het glazen plafond in de letteren, werd dat helaas vaak snel neergehaald met het argument dat het een vrouwelijke auteur was die toch haar eigen gelijk wilde halen, zonder daarvoor veel cijfers op tafel te kunnen leggen. Ik wilde die cijfers onderzoeken en laten spreken, omdat dat iets is waar uiteindelijk niemand omheen kan.”

En wat zeiden de cijfers over wie er beurzen aanvraagt bij het VFL?
“Allereerst heb ik onderzocht wie een werkbeurs of een stimuleringsbeurs voor proza aanvraagt bij het VFL. Daaruit blijkt dat vrouwen minder aanvragen indienen dan mannen. Dat kan verschillende redenen hebben. Je zou kunnen denken dat er gewoon minder vrouwelijke auteurs zijn, maar eerder onderzoek toont dat er wel degelijk een genderevenwicht is in het aantal actieve schrijvers. Dat betekent dat er andere factoren moet zijn die vrouwen ervan weerhouden om een beursaanvraag te doen.

“Vrouwen maken zestien procent minder kans op een werkbeurs dan mannen.”

Sommigen verklaren dat als een soort altruïsme: vrouwen zouden minder makkelijk beursgelden van iemand anders willen afnemen of zichzelf liever niet te sterk op de voorgrond willen plaatsen. Dat is moeilijk te bewijzen, en het kan ook helemaal anders liggen. Ik denk dat er veel formelere redenen zijn die vrouwen weerhouden om een aanvraag in te dienen. Je moet bijvoorbeeld al een titel gepubliceerd hebben voordat je een stimuleringsbeurs of een werkbeurs bij het VFL kan aanvragen. Als die titel er voor veel vrouwen niet ligt, kunnen zij niet bij het VFL aankloppen. Dan zou het probleem zich dus kunnen situeren bij de uitgevers, die minder vrouwen publiceren. Een andere factor kan zijn dat vrouwen moeilijk hun weg vinden in het literaire prijzencircuit, niet zo snel positieve recensies krijgen en daardoor heel moeilijk een tweede boek kunnen publiceren. Ook dat verkleint de instroom naar het VFL.”

Hoeveel vrouwelijke aanvragers krijgen uiteindelijk een beurs?
“Uit mijn onderzoek bleek dat vrouwen zestien procent minder kans maken op een werkbeurs dan mannen. Het onevenwicht van de aanvragers wordt dus doorgezet in de toekenningen. Daarnaast blijkt ook dat vrouwen een lager beursbedrag ontvangen dan mannen. Als aanvrager dien je een werkplan in en de adviescommissie oordeelt dan in welke budgetcategorie dat plan past. De mannen situeren zich doorgaans in de hogere budgetcategorieën, vrouwen in de lagere budgetcategorieën.

“Vrouwen ontvangen een lager beursbedrag dan mannen.”

Een mogelijke verklaring: uit de aanvraaggegevens blijkt dat mannen meervoudige aanvragen indienen, die op verschillende genres focussen. Dat ze bijvoorbeeld én een prozaboek, én een theaterstuk, én een poëziebundel zullen schrijven en dus een hoger beursbedrag krijgen. Vrouwen doen dat minder en focussen meestal op een specifiek genre. Dat is een argument om te stellen dat mannen zichzelf veel makkelijker verkopen en veel assertiever te werk gaan en zo in de hogere budgetcategorieën terechtkomen.”

Toch zien we de laatste jaren een groot aantal vrouwelijke succesauteurs, die inmiddels aan een tweede of derde boek bezig zijn. Maakt dat dan geen verschil?
“De laatste jaren zijn er vrouwen die betere recensies krijgen of voor prijzen genomineerd worden en dat is uiteraard heel mooi. Maar de vraag is of dat ook echt structureel een verschil maakt in hoe vrouwelijke auteurs worden behandeld en bekeken. In opiniestukken klinkt soms het verwijt dat vrouwen als de nieuwe ‘nimfen’ van de literatuur worden weggezet, als een soort beloftevolle golf. De vraag is dan ook hoe sterk die hype, áls het een hype is, zal blijven bestaan. Sommige vrouwen worden dan misschien zo goed gerecenseerd omdat een uitgever of iemand die zetelt in een prijzencommissie op zoek is naar een sterke jonge vrouwelijke stem. Dat is natuurlijk ook niet correct. Heel fijn voor die vrouw en dat verdient ze ten volle, maar ik denk dat het belangrijker is om ons bewust te worden van structurele vooroordelen, dan ons te focussen op een aantal grote namen die nu furore maken.”

Je zou kunnen denken dat het niet zozeer aan de auteurs ligt, maar eerder aan de samenstelling van de beoordelingscommissie van het VFL.
“Commissies zijn belangrijke organen, want zij beslissen wie er geld krijgt en hoeveel, welk boek voor een fonds waardevol is en welk niet. Je zou kunnen denken dat dat allemaal oude witte mannen zijn die helemaal geen oor hebben naar jonge vrouwen en hun boeken. Dat is de laatste jaren sterk verbeterd. Het VFL zet er actief op in om het genderevenwicht in het oog te houden, net zoals het intercultureel evenwicht. Maar een diverse commissie leidt niet automatisch tot een vrouwvriendelijker oordeel. Eén van de vaststellingen die ik heb gedaan en die ik zelf het meest schokkend vond, is dat de output van een commissie waar meer vrouwen in zetelen, niet per se vrouwvriendelijker is. Wat bleek: wanneer vrouwen het overwicht hebben in een commissie, treedt de commissie in zijn geheel strenger op. Niet strenger voor mannen dan voor vrouwen, maar over de hele lijn strenger.

“Een diverse commissie leidt niet automatisch tot een vrouwvriendelijker oordeel.”

Ik denk dat het heel belangrijk is om op bestuursniveau en op het niveau van adviesorganen evenwicht te hebben tussen mannen en vrouwen en tussen mensen met verschillende achtergronden. Jammer genoeg wil dat niet zeggen dat het daarmee klaar is: je moet verder gaan dan dat en zorgen dat iedereen zich bewust is van dagelijkse vooroordelen. We delen allemaal mensen op in categorieën en daar is iedereen het slachtoffer van. Ik denk dus dat er vooral veel actie nodig is en bewustzijn, meer dan een soort van cherrypicking over wie er in jouw bestuursorgaan mag zitten en wie niet en welke evenwichten je daarin moet bewaren.” 

Wat doet het VFL met de bevindingen van jouw onderzoek?
“Het VFL zet actief in op diversiteit en ontwikkelingsbeleid. Onlangs was er een conferentie over diversiteit in de literatuur, waarbij er diep werd ingegaan op diversiteit op eender welk vlak: gender, culturele achtergrond of seksuele oriëntatie, maar ook de representatie van mensen met een visuele beperking. Dat laatste wordt niet snel met literatuur geassocieerd, maar is evengoed belangrijk. Er zijn maar weinig boeken gepubliceerd door iemand die een beperking heeft, of boeken waarin personages voorkomen die een beperking hebben.

“Ik zou willen dat iedereen wat meer stilstaat bij de manier waarop we naar boeken van vrouwen kijken.”

Met de denkoefening die we maakten tijdens de conferentie, willen we een charter opstellen waaruit de boekensector inspiratie kan putten. Waar zowel literaire organisaties als uitgevers zich achter kunnen zetten om werk te maken van diversiteit in zowel hun werking als output. Wanneer er een diversere groep auteurs de kans krijgt om een eerste titel te publiceren, zal het VFL hopelijk ook meer diverse aanvragen binnenkrijgen voor beurzen, want dat is de eerste stap waar alles begint.”

Welke vraag wil je dat zowel gewone als professionele lezers zichzelf stellen?
“Ik zou willen dat iedereen wat meer stilstaat bij de manier waarop we naar boeken van vrouwen kijken. Die vraag probeer ik mijzelf ook voortdurend te stellen. Dan bedoel ik niet alleen binnen mijn onderzoek, of binnen mijn job, binnen mijn context waarin ik mij er bewust van moet zijn, maar ook op onbewaakte momenten. Welk boek neem ik vast en welk niet, wanneer ik een boekenhandel binnenstap? Welke auteur vind ik interessanter om naar te luisteren op een literair festival en welke overwegingen spelen daarbij? Het is belangrijk om voortdurend een beetje on your guard te zijn en na te denken over welke categorieën je maakt en waarom. Niet alleen omdat alle auteurs het verdienen beoordeeld te worden op hun werk in plaats van op stereotypen, maar ook omdat je anders onnodig een heleboel prachtige boeken bij voorbaat uitsluit. En dat is jammer voor iedereen.”

Lees ook het interview met Gaea Schoeters: “Ik zie zelden mannelijke auteurs opduiken in modeachtige fotoshoots”
Meepraten? Dat kan op vrijdag 14 december tijdens het Festival van de Gelijkheid. Corina Koolen geeft een korte lezing over haar onderzoek. Daarna gaat zij in gesprek met auteur Rachida Lamrabet, Roderik Six (auteur en literair journalist) en uitgever Annette Portegies (Querido) over de vraag hoe we het glazen plafond in de letteren kunnen doorbreken. Selma Franssen modereert. In samenwerking met deBuren.

Schrijf je reactie

Selma Franssen is freelance journalist en auteur van 'Vriendschap in tijden van eenzaamheid' (uitgeverij Houtekiet, 2019). Haar werk verscheen onder meer bij Charlie Magazine, OneWorld, De Morgen, De Standaard, The New Statesman, VPRO en Vice. Ze volgde het postgraduaat Internationale Onderzoeksjournalistiek, ontving een beurs van het Fonds Pascal Decroos voor haar werk en presenteert journalistieke lezingenreeks 'Moeilijke Dingen Makkelijk Uitgelegd'.

Colofon

Adres Redactie

Toko Space t.a.v. Charlie Magazine
Statiestraat 139
2600 Antwerpen