Column

De Pechstrook

De Pechstrook

Je kunt het zo vaak vertellen als je maar wil, het is een verhaal waar gewoon geen sleet op komt. Het speelt zich af in de gouden eeuw van een levenstijd, de twintiger jaren. Mijn man is jong en blond en rijdt in een geleende auto en met een gloednieuw rijbewijs in zijn borstzak over een Franse snelweg. De zon is rond en citroengeel. Dat het leven je kan toelachen, hiervoor kende hij de uitspraak alleen van horen zeggen. Jarenlang was hij op de dool geweest. Op zoek naar iets waar hij nog altijd geen woord voor heeft gevonden.

Het waren sombere uren, alleen op de pechstrook. Bij tankstations en afritten. In de brandende zon. In de gietende regen. Alle weerstoestanden daartussenin hebben zijn langetermijngeheugen niet gehaald. Een duim in de lucht. De haastige zwier van de rugzak over zijn schouder als er eindelijk een auto vertraagde. Ik hoor het hem zo graag zeggen. ‘Ik maakte de mooiste bordjes van de snelweg.’ PARIS, LISBOA, BARCELONA.

Toen hij zijn rijbewijs behaalde, maakte hij een heilige belofte. Voortaan zou hij elke lifter op zijn weg meenemen. En aangezien je bij het maken van beloftes nooit kunt overdrijven, deed hij er nog een schep bovenop. Hij zou ze niet alleen meenemen, hij zou ze ook nog eens naar hun eindbestemming brengen, ongeacht het aantal kilometers. Hij ging voor niet minder dan de rol van de grote held.

“Er krijst een vogel, maar verder houdt de wereld de adem in.”

Terug naar de Franse snelweg en het nieuwe rijbewijs en de belofte die nog staat te blinken bovenaan zijn lijstje. Een bocht in de weg. Een stip in de verte. Een jongen met een bordje. Niet zo mooi als de tot repen gescheurde kartonnen kunstwerken die hij maakte, maar wel goed leesbaar. Clermont-Ferrand. Zijn hart maakt een dansje. Van voorpret drukt hij zijn rechtervoet alvast wat dieper in. Zijn hulpvaardigheid heeft grote haast. Als hij de jongen nadert, geeft hij een enthousiaste ruk aan het stuur, schiet rakelings langs de wegspringende lifter, slingert met groot geweld over de vluchtstrook en eindigt met een doffe klap in de sloot. Er krijst een vogel, maar verder houdt de wereld de adem in.

De lifter helpt mijn jonge blonde man uit de auto kruipen. Als ze samen naar het wrak kijken, lijkt de eindbestemming ineens heel ver weg. Mijn man besluit hulp te halen, wijst naar een boerderij in de verte. De lifter ziet geen keuze, volgt hem door de voegen in de droge akker. Maar er blijkt hen een bittere teleurstelling te wachten. Nee, de boer wil met zijn tractor geen auto uit de sloot trekken. Wat denken ze wel. Ze moeten de lange weg terug. Zonder hoop deze keer.

“Het wachten duurt lang, omdat wachten dat kort duurt nu eenmaal geen wachten is. “

Terug bij de snelweg, trekt de lifter een hemd aan, heeft het koud gekregen nu de zon bijna helemaal verdwenen is. Hij kijkt met iets wat op heimwee lijkt naar de voorbijrazende auto’s. Mijn man staat verderop bij een praatpaal, moet met zijn parate kennis van zes Franse woorden uitleggen wat er gebeurd is. Boem, PATS, voiture kapot. Het wachten duurt lang, omdat wachten dat kort duurt nu eenmaal geen wachten is. Maar in het nalicht zien ze eindelijk een takelwagen aan komen rijden. In één beweging trekt de grote haak de auto uit de sloot, al was het een visje. Wat een geluksdag, wil mijn man al bijna uitroepen wanneer hij ziet dat het vehikel nog behoorlijk onbeschadigd is, maar dan krijgt hij de rekening aangeboden. Hij is nooit goed geweest met cijfers, zeker niet als hij ze moet uitgeven. De lifter krijgt medelijden, haalt wat verfrommelde geldbriefjes tevoorschijn en betaalt mild de helft van het bedrag. Ik vraag me af of die jongen ooit nog zijn duim in de lucht heeft gestoken.

“Ineens begrijp ik in dat ik het verhaal al die jaren verkeerd heb verteld.”

Nog geen week geleden, op reis in Ibiza, konden we het verhaal nog eens opdiepen. Tot groot jolijt van de twee lifters op onze achterbank, een Italiaans meisje en haar wat onbeholpen neef uit India. Mijn kinderen zaten ernaast en keken met grote ogen naar de schommelende oorbellen van het meisje. Na het lachen was het stil geworden, een stilte die geen pijn deed, gewoon eentje van de warmte en de vermoeidheid. De strepen op de weg schoven voorbij. Waarom heb ik dat verhaal eigenlijk verteld?, vroeg ik me af. Een geruststelling, dat was het, ik wilde hen duidelijk maken: kijk, we zijn net als jullie, we weten wat het is om onderweg te zijn. Maar ik wist ook dat het meisje iets anders zag. Een gezin, een huurauto, een reisgids, een gps, een zonnebril, dingen waar zij zich nooit aan zou bezondigen. Dat had ze zichzelf beloofd, ik zag het in haar ogen en aan haar oorbellen.

Ineens begrijp ik in dat ik het verhaal al die jaren verkeerd heb verteld. Dat mijn man naast de weg belandde, dat had niks te maken met een grote nood aan hulpvaardigheid. Het was angst. Hij reed in een rechte lijn zijn volwassenheid binnen, tot een lifter aan de kant van de weg hem deed twijfelen of dat wel de richting was die hij uit wilde. Hij gooide het stuur om, maar miste de laatste afslag.

Jullie hadden die auto toch kunnen achterlaten en samen wegliften?, zeg ik als in een laatste poging om het verleden te herstellen.

Mijn man fronst zijn voorhoofd.

Waarom zeg je dat nu?
Dan was je eeuwig jong gebleven.

Daar moet hij om lachen. Heel hard.
En als hij uitgelachen is, werpt hij een blik in de achteruitkijkspiegel. Waar moeten jullie eigenlijk precies zijn, vraagt hij, dan zet ik jullie daar af. Dichter bij volmaakt gelukkig zag ik hem nog nooit.

Schrijf je reactie

Colofon

Adres Redactie

Toko Space t.a.v. Charlie Magazine
Statiestraat 139
2600 Antwerpen