Brussels the Big Sprout

Laila neemt je mee op safari in Molenbeek

Laila neemt je mee op safari in Molenbeek

Laila Ben Allal volgt als journaliste Marokko, het Midden-Oostenconflict en terreurdossiers voor onder meer CNN. Intussen is ze even terug in Brussel en bekijkt ze de hoofdstad door haar etnisch-culturele bril. Vandaag, de symbolische datum van 22 maart, neemt ze ons mee op safari in Molenbeek.

Tadaa! Het is officieel, the hellhole is een Brusselaar rijker sinds deze maand! Dit wil zeggen dat ik vanaf nu mijn mening mag verkondigen over de chaos die hier heerst, het fameus verkeersinfarct, luchtvervuiling, het gebrek aan netheid en automobilisten die je zomaar van de weg maaien, vluchtmisdrijf plegen en je achterlaten met een verbrijzelde knie. Ah neen, wacht, het minimum is 100 dagen, naar het voorbeeld van Eric Goens! Ik ga me dus nog even inhouden en het voorlopig hebben over ‘Brussels the Big Sprout’ en haar multiculturele en internationale karakter, haar openheid, haar gastvrijheid en culturele diversiteit.

Ziezo, even mijn nieuw (etnisch cultureel) seutenbrilleke opzetten!

Het was een van die prachtige zonnige winterdagen, de stad zoemde en borrelde van overvolle terrasjes. Het wonder van de ‘schijnbare’ lente leek even over het kanaal en Thurn & Taxi’s, de architectonische hotspot, uitgestroomd. Als je de stad binnenrijdt via Laken doet dit stukje Brussel zelfs een beetje denken aan het wereldberoemde High Line Park in New York: oude spoorwegen en prachtige natuur met een urbain touch. Centraal op dit erf prijkt het ‘Farm House’, een grote glazen serre waar je op zaterdagen kan proeven van duurzaam gekweekte producten. Toen ik de buurt ging verkennen, werd mij verteld dat je hier verse Brusselse spruiten kon krijgen. Hola, spruiten!? Ik zocht naar een baken van gezelligheid, een leuke koffiebar en een artisanale bakker. Maar nada, Walou! Niets! Dus ging ik richting kanaal.

Keep calm and go to Molenbeek

Ik werd voor gek verklaard door een goede vriend, werkzaam bij de Europese Commissie: “Je woont aan de verkeerde kant van de stad.”  Zelf heeft Ben nog nooit een voet in Molenbeek gezet. Ik grapte dat hij misschien wel aan de verkeerde kant van het kanaal stond en dat zijn mening niet telt als ‘expat’. “We zullen zien hoe lang je het daar volhoudt,” lachte hij.

Een kleine bekentenis: de eerste weken waren niet gemakkelijk voor mij. Ik associeerde mijn nieuwe wijk met de data 13/11 en 22/3. Na het filmen van onze documentaire ‘Frontline Belgium’ wilde ik Brussel zelfs de rug keren. Ik zat vol ongeloof, verdriet en boosheid, boosheid omdat een hele gemeenschap gecriminaliseerd werd en moest boeten voor wat een paar enkelingen aanrichtten. Boosheid omdat je als verslaggever met Marokkaanse roots racistische, ondermaatse opmerkingen moest slikken van beleidsmensen en hoge veiligheidsambtenaren die je interviewde. Boosheid omdat Vlaamse vrienden je oplegden de soldaten van de jihad die dezelfde godsdienst als jij zouden aanhangen, te veroordelen. En waarom zou ik ze veroordelen? Ik vraag toch ook niet aan hen om de Belgische overheid te veroordelen voor de burgerslachtoffers die zij maken met hun F16’s? En wie zegt dat mensen met een Arabisch klinkende naam per definitie dezelfde godsdienst belijden? Misschien ben ik wel een boeddhist of atheïst?

“Nu is het anders, ik wilde Brussel opnieuw ontdekken en voorbij het eenzijdige beeld kijken.”

Maar nu is het anders, ik wil Brussel opnieuw ontdekken, voorbij het eenzijdige beeld kijken en praten met haar bewoners zonder diepgaande vragen te stellen die haar identiteit raken. Ik besluit om geen omweg meer te maken en mijn brood niet meer bij de bakker aan de andere kant van het kanaal te gaan halen. Ik ga wandelen door Molenbeek, bekijk het alsof het de eerste keer is en laat me inspireren door vrienden, artiesten, buren, winkeliers en vooral buurtbewoners langs beide kanten van het kanaal.

Ik kijk opnieuw naar de stad die ik van kindsbeen af aan ken. Mijn ouders namen me vaak mee naar Brussel, omdat de stad net iets meer te bieden had dan Antwerpen. Mijn vader genoot van de internationale, warme sfeer die hier heerste en ging graag uitgebreid met ons uit eten. Ons mama hield van mooie snuisterijen en als haar woontextiel wat moe en pips voelde of ze leuke kledingstoffen nodig had, was ze te vinden bij ‘Les Tissus du Chien Vert‘ aan het kanaal, waar ze vaste klant was. Ik herinner me assortimenten die even indrukwekkend waren als het decor dat helemaal geïnspireerd was door de zeevaart: het was zijde en ‘dentelle’ kiezen in de romp van een gigantisch zeilschip. Soms gingen we kaas en granaatappels kopen op de markt op het Gemeenteplein. Voor vele Belgen van Marokkaanse afkomst, is dit de plek waar de samenhorigheid en liefde voor het verleden tot leven komt.

Het brood en de migrant

Het winkeltje van Bachira was zo’n hotspot, ik herinner me dat menig Marokkaan zelfs helemaal uit Antwerpen kwam om er maqla-brood (brood gebakken in een traditioneel Marokkaanse broodpan) en karnemelk te kopen. De pioniers van de Marokkaanse migratie woonden in de jaren zeventig op zeer krappe kamertjes of appartementen, als je geluk had, was er een lavabo ter beschikking, vaak diende de kolenkachel zowel als kookplaat als warmwaterverwarmer. Zelf brood bakken was er niet bij.

“Ik klaagde nooit, zelfs niet als ik werd uitgemaakt op straat voor ‘makaak’.‘Merci monsieur’ antwoord ik nog steeds en loop door.”

Zou dit winkeltje er nog zijn? Op een ochtend stap ik op een oude man af en vraag of hij Bachira kende. “Salam aleikoum” (“vrede zij met u”) glimlacht hij en vraagt hoe het met me gaat. We raken aan de praat en hij neemt me mee naar ‘Sfenj Al Andalus’, schuin tegenover de Sint-Jan Baptistkerk die deze gemeente haar naam gaf.

“Dit is niet de zaak van Bachira, maar hier verkopen ze heerlijke sfenj, we zullen hierna wandelen naar een bakker waar je dat brood kunt krijgen,” zegt de man die Abdeljali blijkt te heten. Langs de waterzijde wijst Abdeljalil naar één van de pakhuizen waar hij nog gewerkt heeft. Molenbeek is een reeks verhalen en gebeurtenissen die in elkaar schuiven, woorden en silhouetten die dwalen op de veranderingen. Abdeljalil ruilde Tanger voor Molenbeek in de jaren 60. Zijn verhaal lijkt op dat van veel Marokkaanse vaders in België. “Het was harde labeur, we kenden geen onderscheid tussen weekdagen, weekends of feestdagen,” zegt hij. “Ik boog mijn hoofd en zweeg, ik verontschuldigde me zelfs als de machines in de sigarettenfabriek niet werkten. Ik klaagde nooit, zelfs niet als ik werd uitgemaakt op straat voor ‘makaak’. ‘Merci monsieur’ antwoord ik nog steeds en loop door.”

Zijn handen lijken op die van mijn vader, handen die zoveel opofferingen hebben gemaakt, handen die vruchten hebben afgeworpen maar die ook hebben afgezien. “Niets is wat het vroeger was, het leven was toen eenvoudiger. We hadden een job, er was samenhorigheid. We leefden niet in een sociaal isolement in tegenstelling tot  vandaag. Ik zie hoe onze zonen bij gebrek aan erkenning en kansen zich terugplooien op andere zaken en zelfs het land verlaten. Het is beangstigend, het doet enorm pijn om dat te zien. Als we als samenleving daar geen oplossingen voor vinden, zullen onze zonen en kleinkinderen andere alternatieven zoeken. Gisteren was het Daesh, morgen kan het Al Qaeda worden of een guerrillabeweging.’

“Politici vergaderen vanuit hun ivoren toren of chique cafés over Molenbeek. Weinig mensen zoeken echt contact met ons op.”

“Als het niet goed gaat in eender welke relatie, als je signalen negeert en je het probleem nooit bij de kern aanpakt, dan vervreemd je van elkaar. Zo werkt het ook in de maatschappij. Onze gemeente is heel lang verwaarloosd en heeft veel crises meegemaakt de afgelopen decennia. De beleidsmensen hebben het hier laten verkrotten met alle gevolgen van dien. Mensen kwamen letterlijk in het afval op straat scharrelen tijdens de bitterste momenten onder het toeziend oog van de overheid.”

“Weet je wie de lokale economie staande heeft gehouden? Dat zijn de kleine handelaars hier, de bewoners zelf’. En nu komen buitenstaanders de zogenaamde brandhaarden blussen en onze gemeente ‘redden’, politici die vanuit hun ivoren toren of chique cafés vergaderen over Molenbeek. Weinig mensen zoeken echt contact met ons op, het gebeurt allemaal vanop afstand, alsof wij, Molenbekenaren, de pest hebben.”

Abdeljalil lacht vriendelijk, maar zijn blik verandert als ik vraag of hij nog hoop heeft. Hij wil op een ander moment verder praten, ik herken het verdriet in zijn ogen.

“Molenbeek heeft vele mooie positieve kanten en is veelzijdiger dan mensen denken,” zegt hij. “Molenbeek is niet alleen Salah Abdeslam maar ook Loubna Lafquiri en Mohamed El Bachiri, de man die zoveel gemeenschappen heeft verbonden, in tegenstelling tot de politiek en de media. Abdeljalil heeft geen pasklaar antwoord en schudt zijn hoofd. “Journalisten en politici horen gepassioneerde luisteraars te zijn, met het hart in het oor. Waar liefde en wederzijds respect is, is hoop,” besluit Aldeljalil. Bachira is waarschijnlijk teruggekeerd naar Marokko. Een mooie warme gloed verdwijnt achter de koepel van het statige gemeentehuis terwijl ik terug richting waterzijde loop.

When Molenbeek meets Paris

Molenbeek is ook Brass’Art, de culturele hub vlak bij het kanaal die een fantastische theatervoorstelling en een heleboel Brusselaars naar Parijs bracht. De reizende voorstelling zorgt voor een prachtig moment van verbinding tussen Brussel en Parijs. Wie dat zelf wil meemaken kan zich nog tussen 14 en 22 april onderdompelen in een vernieuwend stukje Shakespeare vol passie, flirtend met coole elementen van de popcultuur en heel veel humor. Het toneelstuk is geschreven door Mohamed en Oussamah Allouchi en wordt opgevoerd door het collectief ‘Les Voyageurs sans Bagage’ dat zich richt op humor en toegankelijkheid van cultuur voor iedereen. Ze werken met universele en tijdloze thema’s waarin jong en oud zich kunnen vinden. Ik zag het theaterstuk in Parijs, en ik garandeer je: Mohamed Ouachen zorgt voor een Molenbeekse reïncarnatie van Louis de Funes en jullie lachspieren gaan eraan!

“Iedereen die Molenbeek een beetje kent, merkt op dat het kanaal lang een breuk heeft gevormd in de stad.”

Het theaterstuk maakt dat ik Brass’Art beter wil leren kennen. Iedereen die Molenbeek een beetje kent, merkt op dat het kanaal lang een breuk heeft gevormd in de stad, terwijl het ook de potentie had om een ontmoetingsplek te zijn. Door zijn ligging op een symbolische plaats, het Gemeenteplein, lijkt Brass’Art het symbool geworden voor deze visie: ‘brassage artistique’. Ik ondervind dit aan den lijve. Een korte observatie van twee weken leert me dat ik hier moet zijn wil ik meer te weten komen over wat er in deze gemeente leeft en waar jongeren mee bezig zijn, waar ze zich goed bij voelen en wat hen verbindt.

“Het waren niet de aanslagen die mij inspireerden om Brass’art op te richten, samen met Sanae Jamai,” vertelt acteur en humorist Mohamed Ouachen en bezieler van de artiestenvereniging Diversité Sur Scènes. Hij wilde al lang een plek geven aan talent dat in de klassieke cultuurhuizen geen kansen kreeg, “tenzij ze een festival over diversiteit of migratie organiseren”. “En dan nog zie je de Brusselse realiteit niet,” verzucht hij. Dat er in Brass’Art zoveel evenementen plaatsvinden, van klimaatconferenties, workshops rond media tot muziekoptredens van bands uit Uruguay, de Balkan, en zelfs van Chicago’s beste comedian Azhar Usman – CNN noemde hem trouwens de grappigste Amerikaanse moslim  – wil zeggen dat hun opzet geslaagd is.

“We moeten allemaal hier koffie komen drinken als beleidsmakers, reporters en experten en luisteren met het hart in het oor.”

Ouachen: “Ik ben heel blij dat wij net hier op het Gemeenteplein een plek gevonden hebben. Niet alleen omdat ik hier woon, maar ook omdat het een symbolische plek is, een plek waarvan men zegt dat diversiteit er niet mogelijk is.” Maar het publiek was nog nooit zo divers: ik kwam tot de vaststelling dat ik hier moest zijn wilde ik de Brusselse realiteit beter leren kennen. Naast het artistiek programma zet Brass’Art voluit in op momenten van ontmoeting met jongeren die we niet bereiken in de Belgische media, verbinding van gemeenschappen, reflectie en openhartig gesprek.

“Dat verschillende generaties toonaangevende figuren uit binnen- als buitenland hier nog een paar uur blijven discussiëren bij een pint of muntthee na een evenement, over de actualiteit, over onze snel veranderende wereld en de sociale en politieke context van Brussel, geeft aan dat dit de toekomst is,” besluit Mohamed. Ik ben het daar volmondig mee eens. Misschien moeten we allemaal hier onze koffie komen drinken als beleidsmakers, reporters, begeleiders, experten en luisteren met het hart in het oor zoals Abdeljalil zeer juist aangaf.

Thuis aangekomen, na de inhuldiging van het Loubna Lafquiriplein, één van de slachtoffers van de aanslagen in het metrostation Maalbeek, lees ik een sms’je van Ben, mijn goede vriend bij de Europese Commissie. Of ik wil lunchen dit weekend en “of ik het allemaal nog zie zitten in Molenbeek”. Ik heb voorgesteld om de Vergnano aan Schuman in te ruilen voor Brass’Art. Het enige wat me tot hiertoe stoort in Molenbeek is de full-option hipster die witte sokken draagt in zijn ‘Jezussandalen’, schreef ik terug. Ben sluit af met “Okee, laat ik het kanaal dan toch eens oversteken. Ik wil bloemen neerleggen voor Loubna.”

Alle foto’s: Laila Ben Allal

Schrijf je reactie

Colofon

Adres Redactie

Toko Space t.a.v. Charlie Magazine
Statiestraat 139
2600 Antwerpen