Mindfood

Een ode aan die laatste vier kilo

Rond en gezond: de dikke onzin achter onze dieetcultuur

Een ode aan die laatste vier kilo

Diëten zit in onze cultuur ingebakken. Het ideaalbeeld is hoe slanker, hoe liever. Langs alle kanten worden ons wondermiddeltjes opgedrongen om dat extra vet toch maar kwijt te raken – een theetje hier, een pilletje daar en de kilo’s vliegen eraf. Tenminste, dat belooft de dieetindustrie ons. In deze reeks onderzoek ik hoe het kan dat diëten zelden werken en waarom we als maatschappij zo geobsedeerd zijn door gewicht. Foto’s Chen Vandeput

De eerste keer dat ik me schaamde voor mijn lichaam, was ik acht jaar oud. Ik speelde op het strand in mijn bikini tot een familielid met een hand op mijn buik lachend zei dat ik wel wat was bijgekomen. Dat was de eerste keer dat iemand me ‘te dik’ noemde. Inmiddels zijn we veertien jaar verder. Ik ben van een gezond BMI naar het randje van obees gegaan en (bijna) weer terug. Maar ‘te dik’ lijkt me te achtervolgen.

Ik ging voor het eerst op dieet toen ik elf jaar oud was. Kinderen op de speelplaats hadden beslist dat mijn bril en bolle buik me lelijk maakten en dat gaf hen blijkbaar het recht mij te vernederen. Ik was boos op mijn lichaam, want het maakte me tot een doelwit. Dus ik at minder en sloeg wanneer dat kon een maaltijd over. Mijn bril verdween tijdens de speeltijd in mijn boekentas. Onhandig, want ik kon nog geen twee meter scherp zien.

Diëten heb ik op verschillende momenten in mijn leven gedaan. Steeds uit eigen beweging en vaak volgens dezelfde ongezonde methoden. Maaltijden overslaan, bijvoorbeeld. Slecht idee, want als je dit vaak doet, kan je stofwisseling zich eraan aanpassen en worden de maaltijden die je wél eet automatisch opgeslagen als vetreserve. Of je krijgt er oncontroleerbare honger van en dan is geen snack in een straal van een kilometer nog veilig. Dat laatste gebeurde bij mij. Ik schipperde tussen maaltijden skippen en eten tot ik er buikpijn van kreeg. En dan voelde ik me natuurlijk nog slechter in mijn vel, met een vicieuze cirkel tot gevolg.

In het vijfde middelbaar kreeg overeten de overhand op maaltijden overslaan. Wanneer ik me slecht voelde, kreeg ik vreetbuien. Dat heeft zo’n vier jaar en vijftien à twintig kilogram geduurd. Toen zocht ik eindelijk hulp. Via een vriendin kwam ik terecht bij een diëtiste die me leerde hoe ik op een juiste, gezonde manier kon afvallen. Door genoeg te eten, maar te letten op wat ik at. Niet door minder calorieën te eten dan mijn lichaam nodig had, maar wel door natuurlijke voeding te kiezen die me langer energie gaf. En door minstens drie uur per week te sporten. Binnen negen maanden verloor ik 17 kilogram, maar véél belangrijker: mijn relatie met eten werd gezonder.

“Ik verloor 17 kilo maar véél belangrijker: mijn relatie met eten werd gezonder.”

De reacties uit mijn omgeving motiveerden me. Ik zag er volgens familie en vrienden ‘gezonder’ en ‘gelukkiger’ uit. Zo voelde ik me ook: mijn relatie met eten en met mijn lichaam was veel beter en dat had alleen maar positieve effecten. Maar wanneer mensen zeiden dat ik er ‘mooier’ uitzag, bedankte ik steeds met een wrang gevoel. Alsof mijn gewichtsverlies puur esthetische redenen had. Vooral een paar vrienden reageerden heel fout. Na me jarenlang te plagen over mijn gewicht, kreeg ik plots opmerkingen als ‘ik zou u wel doen nu’ en ‘je bent van een vier op tien naar een negen gegaan’. Die jongens spreek ik niet meer.

Het heeft een tijd geduurd voor ik die reacties kon zien voor wat ze waren. De complimenten over mijn nieuwe uiterlijk hadden te maken met een haat voor mijn dikke lijf van vroeger. Onze samenleving heeft beslist dat ‘dik’ gelijk staat aan ongezond, lui en lelijk. Wanneer iemand dik is, gaan we er meteen van uit dat we hun eetpatroon en fitnessroutine kennen, maar dat slaat helemaal nergens op.

Neem nu mijn eetpatroon. Omdat ik me schaamde voor mijn lichaam, durfde ik bijna niet te eten waar andere mensen bij waren – uit angst dat ze me zouden veroordelen. Ik kon een hele avond met vrienden aan tafel zitten en maar drie happen eten. Of ik koos bewust een slaatje op restaurant. Toch werden er steeds mopjes gemaakt over dat ik een vreetzak was – ondanks het feit dat ze mij bijna nooit zagen eten. Nu ik ben afgevallen, kan ik een volledige pizza naar binnen schrokken zonder dat iemand me daarop aanspreekt. Of tussen de middag een pak friet met een berg mayonaise gaan halen. Hoe gezond of ongezond ik eet, kan niemand schelen nu ik niet meer ‘dik’ ben. Then again, misschien heb ik gewoon betere vrienden nu.

“Wanneer iemand dik is, gaan we ervan uit dat we hun eetpatroon en fitnessroutine kennen maar dat slaat nergens op.”

Oh, en mijn fitnessroutine? Ik heb nooit veel aan sport gedaan. Als kind tenniste ik tegen mijn zin en ging ik wekelijks paardrijden en dansen. Maar toen ik een jaar of dertien was, deed ik geen van de drie nog. Toen ik op dieet ging, deed ik twee keer per week aan cardio om aan mijn drie uur sport te komen, maar toen mijn leven drukker werd, werd dat minder en minder. Tegenwoordig doe ik een keer om de paar weken een beetje cardio, als de verveling naar mijn hoofd stijgt of ik te veel energie heb. Maar niemand haalt het nu in zijn hoofd te zeggen dat ik best eens kan gaan sporten. Vroeger gebeurde dat wel.

Eerlijk? Mensen behandelen me met veel meer respect sinds ik dat gewicht kwijt ben. Maar ik ging in de eerste plaats helemaal niet naar een diëtiste omdat ik slanker wilde zijn. Ik zocht hulp om mijn relatie met eten, die al tien jaar lang messed up was, te herstellen. Dat is de prestatie waar ik trots op ben. Ik zoek geen steun meer in eten en ik haat het ook niet meer. Ik kan genieten van een lekker stuk pizza – zonder me zo vol te proppen dat ik buikpijn krijg of een andere maaltijd te skippen ter compensatie. Ik eet nu wanneer ik honger heb. En waar ik zin in heb. Dat is jarenlang niet vanzelfsprekend geweest.

Soms voel ik me nog steeds ‘te dik’. Volgens de BMI-calculator ben ik dat ook. Vier kilo om precies te zijn. Wanneer vrienden voorstellen deze zomer samen op strandvakantie te gaan, moet ik een paniekerige ‘nee’ onderdrukken. Als mijn vriend liefdevol zijn hand op mijn buik legt, trek ik die nog altijd in. En in de winkel grijp ik nog steeds naar losse truien om mijn figuur te verbergen. Sommige dagen sta ik voor de spiegel en wens ik dat laatste rolletje op mijn buik nog weg. Wens ik dat mijn benen slanker waren en mijn bovenarmen minder vet.

Maar meestal kan ik in de spiegel kijken en blij zijn. Niet omdat ik vind dat ik er slank uitzie, maar omdat dat niet mijn doel is. Die laatste vier kilo is deel van mij. Dit is mijn lichaam zoals het eruitziet wanneer ik het geef wat het nodig heeft. Wanneer ik luister naar de signalen die het mij geeft. Wanneer mijn mentale gezondheid oké is. En sommige dagen is dit moeilijker te zeggen dan andere, maar ik zie mijn lichaam graag. Echt.

Foto’s: Chen Vandeput
In deze reeks ga ik op zoek naar de waarheid achter onze dieetcultuur. Werkt diëten echt? Is “dik zijn” echt zo ongezond als ons wordt verteld? Spoiler alert: nee en nee. Waarom zit ons beeld rond (di)eten zo fout? En misschien belangrijker: hoe moeten we dat veranderen?

Schrijf je reactie

1 reactie

Charlotte Wollaert is freelance journalist en eindredacteur. Als achtjarige schreef ze haar eerste fictieboek en sindsdien heeft de schrijfmicrobe haar niet meer losgelaten. Haar hobby’s zijn kippen knuffelen, bankhangen, dt-fouten de wereld uithelpen en stevig lachen om haar eigen moppen.

Colofon

Adres Redactie

Toko Space t.a.v. Charlie Magazine
Statiestraat 139
2600 Antwerpen