Brief

Björn Soenens neemt afscheid van zijn vader

Björn Soenens neemt afscheid van zijn vader

Amerika-correspondent van de VRT Björn Soenens moet dit verhaal vertellen om voort te kunnen leven, zonder vader. Dit is zijn ode aan een mens van vlees en bloed, een mens vol van liefde, vol van gebreken, vol van genade.

Dit is een brief aan mijn vader. Hij stierf op 27 mei. De volledige brief werd uitgesproken als grafrede bij zijn herdenkingsdienst op 2 juni 2018. Dit is een ingekorte versie van de grafrede.

Liefste vader, ik heb op mijn grondvesten gedaverd de afgelopen dagen. Je dood schokt mij.

Moeke Rosa, bedankt voor al de goede zorgen. Je hebt vake alles gegeven.

Dag vake! Het was zondagavond, halfzes, toen je beademing werd losgekoppeld. Je bleef nog eventjes zelfstandig doorademen en toen stopte je. We streelden je, je sliep voor altijd in, je maakte nog enkele geluidjes. Je was gestorven, zei de verpleegster. Het was tien voor zes. Je hart hield op. We omhelsden je, nog één lange keer.

Het leven keert in een ogenblik. Je zit in je zetel thuis, je krijgt het koud aan je linkerbeen, je linkerarm. Je gaat naar het ziekenhuis. Je kunt enkele uren later amper praten, je ademt moeizaam, je sukkelt in een coma. Voor het hart is het leven simpel. Het slaat en dan stopt het.

Je kreeg tientallen, misschien honderden epileptische aanvallen tijdens je laatste dagen. Tientallen kortsluitingen in je brein. Jij die zo graag helder dacht.

Weet je hoe raar dat is, vake: weten dat jij ziek bent en 5.800 kilometer bij jou vandaan wonen? Heel raar. Vreemd genoeg was ik daardoor mentaal heel dicht bij jou.

“Soms willen wij hysterisch worden, soms worden we heel stil, soms kunnen we het niet geloven. Je dood breekt ons hart.”

Jij bent hier nu. Je lichaam ligt voor ons, maar je ziel zit in ál je familie. Ik bevind mij, met moeke en de rest van de familie in de verdrietskeerkring. Soms willen wij hysterisch worden, soms worden we heel stil, soms kunnen we het niet geloven. Je dood breekt ons hart.

Bijna een kwarteeuw geleden werd het beroemde schilderij van Munch De Schreeuw uit het Museum voor Schone Kunsten in Oslo gestolen: in de dagen erna steeg het bezoekersaantal explosief. Iedereen wilde de lége muur zien. Vader, jij bent als De Schreeuw. Je was een kunstwerk. Je liefde, je warmte, je aanwezigheid voelen we nu nog veel sterker en heviger.

Vader, je hebt ons radicaal verlaten. Maar vandaag passeert je hele leven. Jij gaat nooit meer weg, lieve vader. Vandaag ben ik jouw opperherinneraar.

Je was mijn papa. Je bent mijn papa. Ik hield van jou en ik houd van jou. Nu ga je weg. Ik hoop dat je hebt geweten hoe machteloos ik je soms lief heb gehad.

Je bent precies op tijd gestorven, vake, er bleef dat laatste jaar steeds minder van je over. Een magere papa, een papa met een stoma, een papa in en uit, en uit en in, het ziekenhuis. Je vergat veel, je begon scheef te schrijven. Je kracht nam af. Je had het vaak koud.

Doorgaan was mensonwaardig geweest, op een zucht van je tachtigste verjaardag. Die fucking kanker en een fatale beroerte. Je was op het einde van je krachten. Je hart bleef lang kloppen, je had een groot hart, een sporthart, zeiden de dokters.

Het waren zware maanden en ik woonde zover weg. Ons moeke had het lastig. Ze kon je aftakeling moeilijk verdragen. Moeke Rosa kan niet tegen verval. Ze heeft al zo veel naasten zien gaan. Lieve vake, rust nu maar. Wij gaan voor moeke zorgen.

Ik heb het niet beseft, het einde. Ik hoorde je nog één dag voor je die beroerte kreeg, op een zucht van de eindmeet voor je chemo. Je was op weg naar de genezing, dachten we. Je keek uit naar de zomer: geen chemo meer, geen stoma meer. En nu ben ik 50 en vaderloos. Het dak van het huis is weggewaaid.

“Ik zie je nog zitten achter je enorme typemachine, je Torpedo. Ik ruik het carbonpapier.”

Ik heb veel herinneringen. De lieve kruisjes en kusjes voor het slapengaan. Hoe graag ik bij je op schoot zat, tijdens Fame, Alle Schepsels Groot en Klein, over de familie dierenartsen of de shows van Rudy Carrell, Willem Ruis of Berend Boudewijn.

Ik zie je nog zitten achter je enorme typemachine, je Torpedo. Ik ruik het carbonpapier. Ik zie je lopen met je eeuwige blauwe stofjas, bang om hem uit te doen, want, dacht je, als ik hem uit doe, gaan ze mij lui vinden. Je liet je soms zo leven, je liet je soms zo leiden door de kwade gedachten van anderen. Wat gaan de mensen zeggen? Ja vake, wat gaan ze zeggen?

Je had meer in jezelf moeten geloven. Veel meer. Vake, je wist meer dan heel veel zwaar gediplomeerden, naar wie je onterecht steeds met ontzag en met schuchterheid opkeek. Je wou zo graag onderwijzer zijn. En je was het. Alleen heb je je hele leven een beroep uitgeoefend dat niet bij je paste.

Je was een man van boeken, tijdschriften, de wereld volgen en bediscussiëren. Politiek leven was je passie. Recht voor de raap. Ik ken dat, ik herken dat. Eenzaam soms, hé, vader?

Pas toen je al over de zestig was, kreeg je het door. Mensen met diploma’s lezen daarom niet altijd veel. Wat je zag, deelde je met mij. Je vroeg me zelfs ooit eens of ik het nieuws wel genoeg volgde. Echt waar. Ik was toen nota bene hoofdredacteur van Het Journaal.

Emmanuel Soenens, je was me er eentje. Een rebel. Je nam graag dissidente standpunten in. Je vond socialisten potverteerders. En vervolgens hield je een pleidooi voor betere arbeidsrechten in het arme deel van de wereld. Vader, je was zo links als de pest, maar je hebt het nooit beseft. Je kon geen sossen uitstaan, maar je was er een. Je ging voor je standpunt, altijd, met alle emotie en commotie van dien. I loved you for it.

Tijdens het nieuws moesten we zwijgen. Dat ging over de wereld, en we konden maar beter weten wat daar gaande was.

Ach vake, je hebt me zo bepaald. Ik heb zo tegen je gevochten. Ik links, jij dus rechts. Jij links, dus ik rechts. Vurig, koppig, niet aflatend. Papa, ik lijk steeds meer op jou.

“Toen je plots aankondigde te zullen stemmen voor Bart De Wever, na een leven lang CVP en CD&V, wist ik dat er een politieke aardverschuiving aankwam.”

Vake, je was zowat de politieke barometer van dit land. Toen ik je bezig hoorde in 2013, en je plots aankondigde te zullen stemmen voor Bart De Wever, na een leven lang CVP en CD&V, wist ik dat er een politieke aardverschuiving aankwam. En ze kwam. Je liefde voor De Wever bekoelde snel, toen de voorman van N-VA een keer publiekelijk naar mij, je zoon, uithaalde tijdens een lezing. Dat deed je zeer, als jouw jongens zeer werd gedaan.

Je was zo’n brok emotie. Als je je zoon zag op tv, zat je vaak te huilen, zegt ons moeke. Lachwekkend trots. Op je oudste zoon die eerst fiscalist werd, en daarna tegen je zin in je zaak in verwarming en sanitair overnam. Wie wil nu dat leven? Maar je zoon deed het goed, uitstekend, en je gloeide.

Ik vind het tragisch dat je je hele leven een beroep bent blijven uitoefenen, dat tegen je natuur en goesting in ging. Die stress van het ondernemerschap, daar ging je aan kapot.

Het is fout gelopen, met de zaak die je had met je broer. Hij trok de stekker eruit. Jij had een onvoorstelbaar vermogen tot vergiffenis, tot vriendschap, tot mededogen. Vake, heel de wereld heeft nu die behoefte aan mededogen. Ik ben zo trots op jou.

Jij mooie, schuchtere rebel. Als je boos was, schreef je brieven. Je kon geen onrecht verdragen. Toen ik na mijn eerste scheiding wat somber rondliep schreef je mij een brief. Ik heb hem nog liggen. Hij is vijftien jaar oud. Ik zou van straat geraken, schreef je, want ik was je zoon. Maar: ik moest mijn haar verzorgen en er properder proberen uit te zien. Zie me hier nu zitten, met mijn geliefde en mooie en definitieve vrouw Emma. Je brief heeft geholpen, al was het maar omdat er zo veel liefde uit sprak. Hopelijk ligt mijn haar voor jou goed vandaag.

“Ik weet een beetje wie je was, vader, hoe bang je soms was van het grote leven. Hoe je het liefst honkvast in je zetel zat.”

Zelf hield je niet van risico’s. Je had rijk kunnen zijn, maar je hield je geld graag veilig op het spaarboekje. Man, wat was je soms zuinig. Hoe vaak heb ik de thermostaat niet hoger gedraaid? Hoe vaak stond ik als tiener niet in een koude badkamer? Dan ben je de zoon van een chauffagist.

Je was een kind van je tijd, nog voor de oorlog geboren. 23 juni 1938. Ik hoor je nog vertellen hoe de vijf Soenens-kinderen, drie zussen en twee broers soms uit één pot moesten eten. Hoe je soms tussen de muizen op zolder moest slapen. Wellicht was het daarom dat je soms bespaarde op de melk. Je rantsoeneerde bijna en vervolgens – onhandig als je was – liet je de melkfles uit je handen glijden, bam, op de grond. Ja vake, daar moesten wij om lachen.

Met gastvrijheid en drank was je erg gul. Kwamen leiders van de scouts ons inschrijven, ze gingen uren later ladderzat huiswaarts nadat je ze enkele flessen wijn en likeur had geserveerd. Al ben ik er zeker van dat we de dag nadien gerantsoeneerd werden op melk.

Ook ons moeke zette je soms op rantsoen. Je verstopte haar sigaretten, uit liefde, omdat je vond dat ze te veel rookte.

Ik weet een beetje wie je was, vader, hoe bang je soms was van het grote leven. Hoe je het liefst honkvast in je zetel zat. Een onzeker, kwetsbaar en daarom dankbaar mens. Had je de centrale verwarming geïnstalleerd in een nieuwe slagerij, gegarandeerd gingen we de volgende dag hele hespenworsten en salamirollen bij die slager opkopen. Voor wat hoort wat, zei je. Return the favor, noemen ze dat in Amerika. Wat ben ik blij dat je – ondanks je spaarzame natuur – mijn eerste reis naar Amerika hebt betaald toen ik 18 was. Heb jij geweten dat die reis de latere toekomst inluidde?

Liefste vake, het was niet moeilijk om je graag te zien. Maar je was zo onzeker soms en je verstopte dat achter temperamentvolle boosheid. Ooit sloeg je met een broodmes de metalen schoendoos in twee, omdat je je niet begrepen voelde. Een paar uur nadien reden we naar zee, en langs de weg kochten we verse aardbeien. Later die avond aten we een ijsje. Je was weer blij. Je kon zo’n teddybeer zijn. En op het einde hield je steeds meer van een likijsje.

“Je had demonen, zoals elk van ons. Jouw duivel was: ben ik wel interessant genoeg? Godverdomme ja vake.”

Je zag ons moeke zo graag. In je legertijd schreef je haar tientallen liefdesbrieven. Honderden. Je legermakkers huurden je in om de liefde te bezingen voor hun lieven. Je hebt je roeping gemist, eigenlijk was jij Doctor Love, lieve man.

Je was een keer boos op moeke. Als ze weer eens een telefoonnummer van een klant fout had opgeschreven. Maar tot op het einde beminde je haar, je gaf haar zoentjes, je moest haar hand voelen aan je ziekenhuisbed.

Blijf, blijf bij mij. Want alles gaat voorbij, maar alles blijft. Niets gaat volledig verloren, niets vervaagt. Wat waarde heeft, blijft, schreef Pavel Aleksandrovic Florenskij. Zelfs als we het niet meer voelen. Vake, je blijft voor altijd hier.

Wat ging er in je om? Je had demonen, zoals elk van ons. Jouw duivel was: ben ik wel interessant genoeg? Godverdomme ja vake. Jouw duivel was: soms te veel drank om je onzekerheid, je schuchterheid, weg te spoelen. Hoeveel keer hebben vooral broer Jürgen – en ik iets minder – jou op ons kleine jongensfietsje niet gezocht, en je gevonden op café, om je mee te lokken terug naar huis?

Ons moeke was altijd doodongerust. Broer en ik woelden menig nacht in ons bed, hopend en biddend dat je heel en gezond zou terugkeren naar huis.

Thuis dronk je nooit. Drank daarbuiten was je methode om rechtop te blijven in de boze wereld. Met de jaren werd je rustiger. Maar hoe jij porto dronk, vake! Met ijsblokjes. Je was me er eentje.

Ik hield van je, ik houd van je. Ik mocht en kon alles tegen je zeggen.

Je was 20 in 58. Het jaar van de Expo. je eerste uitstap met je toenmalige lief, nu ons moeder. 60 jaar waren jullie samen, waarvan – onlangs nog – 56 jaar getrouwd. Waw, zeg.

“Als ik stress had in de examens, kalmeerde je mij door me niet terecht te wijzen. Dat was fijn. Jij was zo spectaculair onspectaculair.”

Twee verschillende temperamenten: jij de ogenschijnlijk bedaarde en bedeesde, de sussende kracht. Moeder: de wilde, de sociale, de avonturierster, de vrijspreker. Ik hoorde je zo vaak ‘SSSST’ zeggen als ons moeke weer eens zonder omwegen, vol emotie haar gedacht zei. Je was een sussende kracht. Als ik stress had in de examens, kalmeerde je mij door me niet terecht te wijzen. Dat was fijn. Jij was zo spectaculair onspectaculair.

Gedachten, je leerde ze ons. Je nam mij en broer Jurgen zo vaak mee naar de bibliotheek van meester Paul. Daar heb ik de eerste kennis ontdekt, de kracht van boeken, de lawines die woorden kunnen veroorzaken. Jij en broer Jurgen, allebei chauffagisten, maar vooral dikke boekenlezers.

Nooit meer samen pistoleetjes. Nooit meer je haar knippen. Nadat je vaste barbier veel te vroeg stierf, deed ik dat. Proper, zoals je het wilde. Ook je wenkbrauwen bij, je oorharen, je nekhaartjes. Het werd onze vorm van onuitgesproken intimiteit, he vake. Ik vond dat schoon. Ik denk jij ook.

Ik ben wat ik ben, door jou. Ik heb er wel vaak stress van gehad. Je verwachtte zo veel. Dat ik altijd de beste wilde zijn (soms is dat hatelijk voor anderen), heb jij mij ingepompt. Geloof me, vake, dat is vrij vermoeiend. Ik weet nog dat eerste jaar aan de unief. Ik belde je vanuit een telefooncel, na de proclamatie: ‘Vader, ik ben geslaagd.’ Jij, aan de andere kant van de lijn: ‘Zijn er nog voor?’ Dat ene zinnetje.

‘Als je iets doet, doe het goed, of doe het niet.’ Jouw mantra. Mijn mantra, nu. Als je nog zou twijfelen over je nalatenschap. Ziedaar.

Je kon ongelooflijk zeuren over de airco, of over het slechte weer. Over slecht ziekenhuiseten. Je wou bijna naar huis vluchten. Of je ging in hongerstaking. Karakter, dat had je zeker.

Maar je kon ook ongelooflijk tolerant zijn. Je omarmde al mijn vrienden, al mijn vriendinnen, al mijn lieven en echtgenotes. In welk tempo ze ook voorbij kwamen. Altijd welkom. En elk van hen bood je een portootje aan.

“Je keek met moeke uit naar het einde van je maandenlange chemokuren, en vele zware operaties. Het was bijna achter de rug, dachten we.”

Ik mis zo hard je muziekcassettes van eind jaren 70, begin jaren 80 van de vorige eeuw. Je nam altijd je favorietje liedjes van de top 30 op. Op je mooie taperecorder. Ca plane pour Moi, van Plastic Bertrand. Voulez-vous en Chiquitita van Abba. Saturday Night Fever van The Bee Gees, zelfs Sultans of Swing van The Dire Straits. Born to be Alive, daar hield je ook erg van. En van Ann Christy, en de diepe stem van Louis Neefs. Laat ons een bloem en wat gras dat nog groen is.

Vake, we gaan vandaag niet somberen over jou, we gaan blij blijven over wie je was, we gaan onze rug niet naar morgen toekeren en gisteren leven. We gaan gelukkig zijn voor morgen, omdat je er gisteren nog was. Bloemen zullen altijd bloeien op je graf.

Ik heb zo’n heimwee naar jou. Zoals Toon Tellegen schreef, denk ik ook al: Kom Terug! Als ik die woorden eens zo zacht kon zeggen dat niemand ze kon horen, dat niemand zelfs kon denken dat ik ze dacht… en als iemand dan zou zeggen of desnoods alleen maar zou denken, op een ochtend: JA!

Ik vond je echt moedig in je ziekte. Dat was ons laatste gesprek, net voor ik zou vertrekken op reportagereis naar Baltimore. Woensdag 16 mei. Een korte telefoon New York-Ingelmunster. Je keek met moeke uit naar het einde van je maandenlange chemokuren, en vele zware operaties. Het was bijna achter de rug, dachten we. Volledige genezing wenkte. Je klaagde niet over je ziekte omdat je het altijd hebt vermeden om over de dood te spreken. Je was echt bang om dood te gaan, denk ik. Je wilde nog niet dood. Al zei je de laatste maanden wel eens tegen moeke, bij een nieuwe ziekenhuisopname, dat je dacht dat je zou doodgaan. Tegen ons zei je dat niet.

Je zwaaide nog naar moeke toen de ambulance je wegbracht op donderdag 17 mei, diep in de middag. Je vermoedde die middag echt niet dat de dood op de loer lag.

Vorige zomer schreef ik je nog een brief, toen eind augustus bij jou darmkanker en uitzaaiingen in de lever werden vastgesteld. ‘Houd vol, vake,’ schreef ik, je wilt je kleinkinderen groot zien worden en afstuderen. ‘Houd vol, vake, er is nog zoveel om voor te leven.’

Je hebt er met mij nooit over gesproken. Moeke zei me aan de telefoon alleen dat je hard had moeten huilen. De kleinkinderen hadden nog zo graag een laatste keer met je gepraat, je geknuffeld. We kwamen te laat.

Eerst zag Jürgen hoe je alleen nog klanken kon uitstoten. Hevige bloedverdunners leken je terug te brengen. Hoop, eventjes. Ik nam min of meer opgelucht de trein naar Baltimore.

“Een vriend citeerde een Russische schrijver: ‘Vaders sterven niet, ze leven voort in het leven hun zonen…’”

Maar toen moeke kwam, kon je alleen nog nog nee schudden met je hoofd. Nee, geen pijn, schudde je. Even later kreeg je geen adem meer.  Op intensive care ging je in een diepe coma. IJlings weg. Ik zag je afgelopen zondag. Je leefde nog, ik zag je borstkas op en neer gaan. Een half uurtje later was je weg. Ik heb toen zo’n golf van liefde voor je gevoeld, vake. Tranen met tuiten gehuild. Jij mooie, karaktervolle man. Weg. We laten je los. Maar je dood breekt ons hart.

Een vriend citeerde een Russische schrijver: ‘Vaders sterven niet, ze leven voort in het leven hun zonen…’

Ik mis je niet vake, je blijft dicht bij mij. Ik vergeet je niet en nooit. Maar je laat een gemeen gat achter. Moeke gaat je gezaag en gezeur nog hard missen, dat weet ze nog niet, maar het is zo.

Je laat een gemeen gat achter, Emmanuel Soenens. Als we ’s avonds de gordijnen dicht trekken, zullen we eerst naar een ster zoeken. Dat ben jij die naar beneden kijkt, nippend aan je glaasje porto met ijsblokjes. Vaarwel, vake! Jij prachtige, lieve man.

Schrijf je reactie

2 reacties
  • Gauwloos says:

    Prachtig. Mijn vader stierf vorig jaar in ongeveer dezelfde omstandigheden, ik had het niet mooier kunnen verwoorden.

  • Lander Daemen says:

    Wat een mooie en ontroerende brief, ik heb echt geweend bij het lezen ervan. Dankjewel!

Charlie geeft regelmatig het woord aan mensen die - net als wij - geen blad voor de mond nemen.

Colofon

Adres Redactie

Toko Space t.a.v. Charlie Magazine
Statiestraat 139
2600 Antwerpen