Column

Een vrouw die witte saus maakt

Een vrouw die witte saus maakt

Ik las een keer iets van een vrouw die vertelde dat ze haar figuur te danken had aan rennen. Niet joggen of zo, neen, ze deed gewoon alles rennend. Thuis had ze een wasmachine die piepte als de was klaar was. Dan trok ze een sprintje om daar zo snel mogelijk bij te zijn. Ze had haar wasmachine nog nooit twee keer horen piepen. Ze rende naar de brievenbus, ze bracht de kinderen rennend naar school en naar bed, ze rende door de Colruyt en ze rende naar de trein, ook als die nog niet eens klaarstond. Ze had inderdaad een heel mooi figuur. Ze lag op een keukentafel heel erg slank te wezen.

Een vriendin van mij heeft vier kinderen en hele strakke bekkenbodemspieren. We stonden te springen op de trampoline van de kinderen. Ik had in mijn broek geplast. Zij niet. Ik had dan ook wel een salto gemaakt en zij niet. Maar goed, zij kwam met haar droge broek toch als overwinnaar uit de bus. Die strakke bekkenbodemspieren, die heeft ze, omdat ze die bij elk rood licht opspant. Ja, dat doet ze echt.

Ik denk altijd aan dingen waar ik niet aan moet denken. Zoals ik ook altijd dingen koop die ik niet nodig heb.

Ikzelf gebruik de gewonnen tijd van een rood licht altijd om na te denken over mannen die me helemaal niet verdienen maar van wie ik het toch zou waarderen als ze me gewoon een beetje leuk vonden. En ik ga soms expres trager rijden om het groene licht te missen. Want wat hebben dat soort mannen veel nadenk-tijd nodig.

Je pense donc je suis. Dat kan allemaal wel zijn. Maar voor je bekkenbodemspieren is het nefast.

Ik denk altijd aan dingen waar ik niet aan moet denken. Zoals ik ook altijd dingen koop die ik niet nodig heb. Maïzena bijvoorbeeld. Ik koop heel vaak Maïzena. Omdat ik denk dat ik witte saus zal maken. Maar ik maak nooit witte saus omdat ik geen gerechten maak waar witte saus bij hoort. Omdat ik het niet eens lekker vind en omdat witte saus is bedacht om te mislukken. Toch geloof ik dat ik, roerend in witte saus, meer mens zou zijn. Dat niet het denken maar het doen me echter zou maken. Een hele echte mens. Zoals een hele echte barbiepop of hele echte cola. Echt helemaal echt.

Als ik voor het rood licht sta, ben ik niet echt. Dan ben ik wie ik had kunnen zijn of zou kunnen worden in de handen van een andere man. Dan raak ik verloren in fantasieën over gered worden.

Loonfiches. Soms denk ik dat het daardoor komt dat ik niet helemaal echt ben. Ik moet dringend iets doen waar ik wel loonfiches voor krijg. Een bewijs van geleverde dienst. Ik werk nochtans hard. Niet te pletter, maar best hard. Ik sta op voor de kinderen dat doen. Dat is steeds vroeger. En ik heb een tenniselleboog van het typen. Mijn werk is woorden achter elkaar zetten. In zo’n volgorde dat het een verhaal wordt dat mensen willen navertellen maar dat niet kunnen omdat het zonder die precieze woorden en die goed bedachte volgorde niets voorstelt. Elke dag denk ik dat ik er maar eens mee ophoud. Maar ik denk ook elke dag dat het zinvol is wat ik doe. Meteen daarna denk ik: of maak ik me dat nu maar wijs? Waar ik heel vaak aan denk, dat is aan al mijn boeken die intussen zijn verkocht. Als je die op elkaar zou stapelen, dat vraag ik me dan af, hoe hoog zou die toren dan zijn? En wat is het uitzicht van daar af?

Denken zijn de rode lichten in ons leven. Ze zorgen dat we te laat komen op het sollicitatiegesprek en op het afspraakje met de man die ons niet verdient. Elk rood licht is een gemiste kans. Maar ik weiger door het rood te rijden. Ik vind rood een betere kleur dan groen. Behalve het groen van zijn ogen. Ok.

Ik ben de klonter in mijn eigen levensloop.

Dankzij het denken hou ik wel vol wat ik doe. Ik denk dan: misschien, op een dag wordt mijn werk gewaardeerd en verdien ik een cent per woord, zoals steenkappers dat kregen voor elke naam die ze in de Meense Poort kapten. Een cent voor elke nooit teruggevonden soldaat. Mijn overgrootvader onderhield er veertien kinderen mee. Nog een geluk dat ik geen veertien kinderen heb. Ik probeer altijd de goeie kant van de dingen te zien. Helaas wel.

Een cent per woord, het zou een schappelijke prijs zijn. Ik zou er niet eens over onderhandelen. Alles beter dan niks. Dat is bij gebrek aan een beter motto, mijn motto. Met dat geld zou ik heel veel Maïzena kopen. En ik zou mezelf er nat en naakt doorheen rollen. Tot ik een hele dikke klonter zou zijn. Want dat ben ik ook, de klonter in mijn eigen levensloop.

Maar zover is het nog niet. Dus trek ik nu mijn onderbroek uit. Want voor de kinderen van school komen, wil ik nog even aan mijn salto werken.

Schrijf je reactie

Colofon

Adres Redactie

Toko Space t.a.v. Charlie Magazine
Statiestraat 139
2600 Antwerpen