doorgelicht

“Door te spelen, leren kinderen dingen die veel belangrijker zijn dan wiskunde of spelling”

“Door te spelen, leren kinderen dingen die veel belangrijker zijn dan wiskunde of spelling”

“Mama, Jacob uit mijn klas vertelde dat hij in de kast van zijn mama een rubberen piemel heeft gevonden. Hij zegt dat vrouwen dat in hun vagina steken en dat doet dan deugd. Heb jij dat ook?” Het kind (negen jaar) neemt een hap van zijn boterham en kijkt me verwachtingsvol aan. Het is dinsdagochtend, kwart over zeven. Mijn slaperige brein schiet wakker uit sluimermodus. Ik beaam schoorvoetend “euhm… ja?”, waarop hij begint te schateren: “Eikes, jij vuile clown!” We krijgen allebei de slappe lach. Er volgt een spervuur aan vragen (“Ja, sommige trillen”, “Ja, nogal wat vrouwen hebben dat” en “nee, ze zijn dikwijls niet zo leuk als een echte piemel”). Wanneer we de tafel afruimen, houdt mijn zoon me plots tegen om me een knuffel te geven. “Je bent de beste mama van de hele wereld.” Ik begrijp nog niet helemaal waarom, maar hij is me zichtbaar dankbaar.

Anderhalf uur later weet ik opnieuw waarom, tijdens mijn gesprek met auteur en publiek spreker Peter Hartkamp. “Er zijn maar weinig volwassenen die kinderen serieus nemen”, zegt hij niet zonder treurnis. “Ik word zelden blij van hoe volwassenen in het algemeen naar kinderen kijken. Het raakt bijna aan een geloofssysteem: zien we een kind als een volwaardig mens of als een onvolwaardig mens dat geholpen en gestuurd moet worden? Op heel veel gebieden, waaronder onderwijs, worden kinderen als onvolwaardige mensen gezien, die niet serieus genomen moeten worden, die niks te zeggen hebben.” Hartkamp weet waarover hij het heeft. Hij is de auteur van ‘Het Gedwongen Onderwijs Voorbij’, een pleidooi voor het realiseren van de rechten van het kind binnen het onderwijs, en een expert inzake democratische scholen.

“Op veel gebieden worden kinderen als onvolwaardige mensen gezien, die niet serieus genomen moeten worden.”

“Van zodra kinderen in de school komen, wordt er helemaal niet meer gekeken naar de mensenrechten van het kind”, is hij stellig. Hij benadrukt de distinctie tussen het recht op educatie en de rechten in educatie. “Het recht op educatie is min of meer goed geregeld, naar de rechten binnen educatie wordt nauwelijks gekeken. Overheden zijn erg bezig met het recht op onderwijs door kinderen te verplichten om naar school te gaan. Daar wordt veel tijd, moeite en geld in geïnvesteerd. Maar pakweg de vrijheidsrechten van kinderen – dat ze mogen meebeslissen over dingen die hen aangaan, hun recht op privacy, op spelen en dat soort dingen… al die rechten worden op school geschonden. Kinderen kunnen niet meepraten over hun curriculum en of het wel belangrijk is dat ze Frans of Duits leren.”

Hartkamp praat vanuit zijn eigen ervaring. Rond haar achtste merkte hij dat zijn oudste van drie dochters opvallend somber was tijdens het schooljaar. In de grote vakantie werd ze weer ‘wie ze echt was’: energiek, geïnteresseerd, nieuwsgierig, actief. Naarmate het schooljaar naderde, begon ze klein te worden, te klagen over buik- en hoofdpijn. Toen ze acht was, verklaarde ze liever dood te zijn dan naar school te moeten. “Toen vroegen wij ons als ouders af: wat gebeurt hier? Dit kan toch niet de bedoeling van school zijn?” Hartkamp en zijn vrouw lieten hun dochter testen. “De onderwijzer zei dat ze niet zoveel kon, dat ze niet zo snel was.” Uit die test kwam het tegenovergestelde. School had van haar een onderpresteerder gemaakt.

Het verhaal van Hartkamps dochter is een feest van herkenning. Ook de mondige negenjarige aan mijn eigen keukentafel heeft al een aantal hordes moeten nemen. Van puzzels heeft hij nooit kaas gegeten maar op zijn vierde had hij het wel al over captatiewagens. Het was dus ietwat tot mijn verrassing dat de overgang van kleuter- naar lager onderwijs vrij stroef verliep. In de eerste graad van het lager onderwijs werd gewag gemaakt van leerstoornissen; dyslexie en dyscalculie werden voorzichtig op tafel gelegd. Ook sociaal was de overgang geen onomwonden succes. Hij vond moeilijk aansluiting en werd wat gepest. Een test wees uit dat hij verbaal (redeneren, taal) hoogbegaafd maar performaal (inzicht, praktisch) ondermaats scoort. Dat verklaarde alles: zijn onvermogen om te structuren of om met zijn gevoel voor humor aansluiting te vinden bij zijn leeftijdsgenoten, maar ook zijn afkeer voor eindeloze herhalingen. Tel daarbij op dat hij geboren is op het eind van november en dus sowieso bij de allerjongste van zijn klas hoort, en je krijgt een uitdagende mix. Concreet vertaalt zich dat in een erg fysiek en speels kind met een buitengewoon talent voor verhalen, dat onmiddellijk alles snapt, maar met een groot onvermogen om op hetzelfde tempo als zijn klasgenoten inzicht te verwerven in leerstof. Dus ja, zo ergens in het tweede leerjaar had ook mijn kind het even over dood willen zijn.

“In mijn ideale wereld hebben kinderen het overgrote deel van de dag om te spelen, te verkennen en hun eigen interesses na te jagen.”

“Het verbaast me niks”, zegt Dr. Peter Gray, “dat kinderen het leven steeds deprimerender vinden naarmate je spelen van hen afpakt. We beroven hen gewoon van hun jeugd.” Gray is onderzoeker en hoogleraar psychologie aan Boston College en auteur van o.a. ‘Free To Learn’. Hij houdt een vurig pleidooi voor het belang van spel en zelfsturing in de ontwikkeling van kinderen. “In mijn ideale wereld hebben kinderen het overgrote deel van de dag – zoniet de hele dag – om te spelen, te verkennen en hun eigen interesses na te jagen. Ze zijn daarvoor gemààkt. Bij voorkeur doen ze dat ook in gemengde leeftijdsgroepen. Dat maakt het spel zorgzamer en leerrijk voor alle betrokkenen. De jongere kinderen worden naar een hoger niveau van spelen getild, de oudere helpen hen probleemoplossend te denken en onderzoeken hun eigen capaciteiten als leiders en zorgers.”

“Door te spelen, leren kinderen dingen die veel belangrijker zijn dan wiskunde of spelling. Die leren ze heus wel alleen. Spelen leert hen controle over hun leven en eigen beslissingen te nemen, onderhandelen (over wat en hoe er gespeeld zal worden), regels te volgen die ze zelf bepaalden, overeenkomen. Onderzoekers aan de Universiteit van Colorado deden een ‘Self directive excecutive processing’ test met grote groepen zesjarigen. Zo’n test geeft aan in welke mate je cognitief in staat bent om een nieuw probleem op te lossen, er een plan voor te bedenken en dat plan dan uit te voeren. Hoe meer kinderen tijd doorbrachten wég van volwassenen, des te beter ze scoorden. Dat soort intellect hebben we nodig. Voor de antwoorden op vragen die al gesteld zijn, hebben we Google. We hebben mensen nodig die out of the box kunnen denken, creatief kunnen zijn. Op de werkvloer hebben we mensen nodig die vragen en oplossingen kunnen bedenken die nog niemand had bedacht. Dat zijn de dingen die robots en computers niet kunnen.”


“Scholen zijn een vrij nieuw gegeven, educatie is dat niet. Onderwijs is de reflectie van een maatschappijmodel”, aldus Gray. “De belangrijke dingen hebben kinderen altijd al, en allèèn maar, spelenderwijs geleerd, niet op school. Scholen werden initieel opgestart ten tijde van de Reformatie. Hun doel was enerzijds kinderen te leren lezen zodat ze de Bijbel vanbuiten konden leren. Anderzijds moesten ze absolute gehoorzaamheid afdwingen. Met de Industriële Revolutie werden scholen groter en zetten we kinderen als het ware op een assemblageband: met ieder jaar voegen we een beetje kennis toe aan en op het einde hebben we dan een afgewerkt, volledig geëduceerd ‘product’ (grinnikt).”

“Zou het helpen als we kinderen iets minder dicht op de huid zitten en er meer op vertrouwen dat het goed met hen komt?”

Maar Gray is optimistisch. Hij is overtuigd van een toekomst waarin kinderen niet langer onder-, en het belang van school niet meer gruwelijk overschat worden. Onwillekeurig denk ik dat daarin de oplossing ligt voor mijn eigen kind, met zijn nu eens onstuimig en dan weer gezapig galopperend brein. Zelfs nu, aan het begin van het vierde leerjaar, heeft hij maar één verzuchting: spelen. Het snijdt dwars door mijn hart en zet mij als ouder in een pijnlijke spreidstand. Ik zie hem stiekem het liefst van al spelen maar wil er ook over waken dat school geen last wordt omdat hij niet mee kan. En hij is niet alleen. Tig kinderen in mijn omgeving worden opgevolgd door zorgcoördinatoren, CLB, psychologen, kinesisten… Zijn diagnoses als dyslexie en dyscalculie het gevolg van wat Gray onze ‘absolute mania about academic progress’ noemt? Zou het helpen als we kinderen iets minder dicht op de huid zitten en er meer op vertrouwen dat het goed met hen komt? Moeten we hen gewoon tijd en ruimte geven? Ik vind het voor mijn kind alvast een bevrijdende gedachte.

Je kan Peter Hartkamp en Peter Gray horen en vragen stellen op woensdag 25/09 tijdens het symposium ‘Onderwijs Anders Bekeken’ van de Sudbury School Gent, van 19u tot 23u in WATT The Firms (Gent). Tickets en meer informatie vind je hier.
Foto’s: Istock

Schrijf je reactie

Colofon

Adres Redactie

Toko Space t.a.v. Charlie Magazine
Statiestraat 139
2600 Antwerpen