Interview

“Ik ben geen diepe denker.”

Alice interviewt Thomas Siffer

“Ik ben geen diepe denker.”

Zijn huis in de hak van de laars is intussen wereldberoemd, althans bij de lezers van De Standaard, en velen van die lezers (waaronder mijn oma) zouden een moord plegen om eens samen met hem een cappuccino te mogen drinken op Tonino’s terras. In zijn huis in Italië interviewt ex-mediaman en olijfboer Thomas Siffer mensen die hem intrigeren, maar voor een keer werden de rollen omgedraaid en was hij het die door mij geïnterviewd werd.

Vrijdagnamiddag

Op plastic tuinstoelen zitten Thomas en ik naast elkaar aan de ingang van Tonino’s winkeltje. Terwijl hij van zijn Schweppes Tonic nipt, kijkt hij naar de overkant van de straat waar straathonden uitgeteld in de schaduw liggen en vertelt hij over het gehucht en de mensen die er wonen. Veel dingen herken ik uit zijn boek en artikels voor De Standaard, maar het is fijn om de verhalen deze keer uit zijn eigen mond te horen en de personages uit die verhalen in eigen persoon te ontmoeten. Het winkeltje van Tonino hier op het lelijkste – maar tegelijkertijd ook charmantste – dorpsplein van Italië is het centrum van de wereld, legt hij uit. Het doet niet alleen dienst als café maar ook als pokertent, als kantoor, als nog een tiental andere dingen. En de hele wereld loopt er rond: van transseksuele kappers tot moordenaars, je vindt ze hier allemaal.

In de namiddag, terwijl de kleinkinderen een siësta doen, liggen Thomas en ik in hangmatten onder een olijfboom. Af en toe stel ik een vraag, meestal zwijg ik. Thomas vertelt, ik luister.

‘Soms vraag ik mij af of ik mijn leven eigenlijk niet helemaal verprutst heb. Ik ben vijftig en heb zowat alles bereikt wat ik wou bereiken, maar tegelijkertijd heb ik het gevoel dat ik nog helemaal niets gedaan heb. Ik heb het daar al heel vaak met mijn dochter over gehad, en elke keer opnieuw wijst ze mij erop dat ik in mijn vijftigjarig bestaan al tien keer meer gedaan en bereikt heb dan de gemiddelde mens in zijn hele leven.’

Langdurige stilte

‘Veel van die mensen vertellen me dat ze ook zo moedig als ik zouden willen zijn. Dat ze ook mijn voorbeeld zouden willen volgen, doen waar ze goesting in hebben en hun dromen najagen, maar dat ze gewoon niet durven. Die mensen vinden dus dat ík moedig ben, terwijl ik het juist ontzettend dapper vind als mensen hun leven lang, dag in dag uit hetzelfde kunnen doen. Ik zou sterven in hun plaats, doodongelukkig zijn. Ik vind het ongelofelijk moedig als je het je hele leven kan volhouden om niet te doen wat je eigenlijk zou willen.’

Thomas: ‘Het besef dat ik niet echt nodig ben, dat het leven gewoon doorgaat zonder mij, is soms moeilijk te aanvaarden.’

Ik: ‘In de voorlaatste zin van je boek vertel je dat, zolang je fantaseert over de grootse dingen die je na je intermezzo wil doen, de oefening niet geslaagd is. Is die oefening dan gelukt bij jou? Ik kan me moeilijk voorstellen dat iemand die zijn hele leven lang zoveel verschillende dingen gedaan heeft, nu plotseling zonder enig probleem voor onbepaalde tijd in een Zuid-Italiaans gehucht kan wonen, zonder zelfs maar na te denken over dingen die hij nog allemaal wil doen.’

Een nog langere stilte

Thomas: ‘Moeilijke vraag. Ik probeer het echt wel, en het begint ook steeds beter te lukken. Aan de andere kant komt er – mezelf kennende – ongetwijfeld een moment waarop ik het hier beu ben, waarop ik terug iets nieuws wil doen en mezelf terug op een of ander project wil storten. Van tijd tot tijd durf ik wel eens te mijmeren over wat ik allemaal wil doen als ik ooit beslis de play-knop weer in te drukken.’

Ik: ‘Is het soms niet moeilijk om hier te zitten, niksend? Zijn er niet veel dingen die je mist?’

Thomas: ‘Vreemd genoeg eigenlijk compleet niet. Het is waar dat ik mijn vrienden en andere mensen die ik liefheb, veel minder zie dan vroeger. Maar wanneer die mensen naar hier komen, beleef ik dat wel ongelofelijk intens. Het meeste mis ik het gevoel van mee te tellen, van iets te betekenen, een gevoel dat je hier op de pechstrook van de wereld nu eenmaal niet snel hebt. Het besef dat ik niet echt nodig ben, dat het leven gewoon doorgaat zonder mij, is soms inderdaad wel moeilijk te aanvaarden. Maar aan de andere kant ben ik echt ongelofelijk gelukkig met mijn simpele leven hier, omringd door de olijfbomen en Italiaanse boeren.’

Vrijdagavond

De nacht is zwart en zwaar als pas gelegd asfalt. Hoewel de voorkant van mijn decathlontentje bestaat uit doorschijnend gaas, is niets alles wat ik kan zien. Mijn tent staat vier meter hoog op een platform dat Thomas in een eeuwenoude olijfboom heeft gebouwd. Overal rondom mij weerklinkt het onophoudelijke getsjirp van krekels en af en toe schrik ik op van een vallende olijf die als een kogel inslaat op het tentzeil.

Een twintigtal meter achter mij klinkt het vrolijke Italiaanse gepraat van Thomas, Els en twee vrienden die nog aan tafel zitten. Het was een fijne avond, er is veel gelachen en als Els ooit besluit om een restaurant te openen, dan komt ongetwijfeld heel Zuid-Italië er eten.

In de verte gaat een autoalarm af en blaft een hond.

Van tijd tot tijd vertaalde Thomas wat er allemaal gezegd werd, en ook al begreep ik niets van de gesprekken, Italiaans blijft een prachtige taal om naar te luisteren.

Zij die dachten de pauzeknop van het leven te hebben ingedrukt, bleken een kapotte afstandsbediening te hebben, want echt stilstaan doet het leven niet.

Nog verder is iemand opera aan het zingen. Ik voel zachtjes de bassen van een festival een aantal kilometer verderop.

Het is druk ten huize Siffer de laatste tijd. Logees stromen af en aan, de kleinkinderen zijn er, er moet van alles geregeld worden voor de olijfoogst en -verkoop van binnenkort, vrienden komen eten,… Kortom: zij die dachten de pauzeknop van het leven te hebben ingedrukt, bleken een kapotte afstandsbediening te hebben, want echt stilstaan doet het leven niet. Niet dat ze het erg vinden, nee, en niet dat het het hele jaar zo druk is. Maar het begint wel te wegen, ze beginnen moe te worden.

Zaterdagmorgen

Ik kom nog maar net uit mijn olijfboomhut, de houten ladder af, of iedereen staat al klaar om te vertrekken naar het centrum van de wereld waar cappuccino’s en croissants op ons wachten. Terwijl ik me aankleed gaan Isaac en Mingus (de kleinkinderen) al op weg met Boa (de hond). Wanneer ik uit de badkamer kom, blijkt dat het eigenwijze beest Thomas niet kon missen en toen maar is teruggekeerd. De twee jongens, die nogal onthutst aan de kant van de weg zitten, pikken we onderweg op.

Wanneer we aankomen blijkt parlementslid Maya Detiège op Tonino’s terras te zitten. Ze kwam hier al eerder op bezoek, en logeert nu met haar familie toevallig in een hotel op nog geen tien minuten afstand van het gehucht. En daar is ook Tonino. Als hij Maya een cappuccino geeft waar haar naam met vloeibare chocolade op geschreven staat, reageert ze uitbundig als een kind dat ziet dat de Sint is langs geweest. ‘Kom je er niet bij zitten?’, vraagt Maya Tonino enthousiast, ‘Je bent zo druk bezig de hele tijd.’ Waarop Tonino melancholisch antwoordt: ‘Ik blijf bezig om niet te hoeven nadenken.’

‘Heb jij daar geen last van, van te veel nadenken? Nu je hier in Italië de pauzeknop zit in te drukken’, vraag ik Thomas.

‘Ik?’, antwoordt Thomas verrast. ‘Nee, absoluut niet. Ik ben geen diepe denker. Ik denk eigenlijk helemaal niet zo veel na. Ik heb geen zin om de hele tijd te lopen piekeren dus doe ik dat ook niet. Ik ben een simpele vent, niet zo wijs en filosofisch als Tonino.’ (Lacht)

Zaterdagnamiddag

Thomas komt na zijn siësta zijn slaapkamer uit geslenterd, rekt zich uit en gaat naast mij op de bank zitten. Voor ik het goed en wel besef, heeft hij mijn notitieboekje vast. Snel strek ik mijn hand uit om het terug te nemen, want wat ik er tot nu toe in geschreven heb, is ongetwijfeld belachelijk.

Hij plaagt me maar, ik ben naïef. Hij geeft het terug. Ik word rood, hij grijnst.

Of zijn notities dan van zo’n hoog niveau zijn, vraag ik.
‘Absoluut niet, da’s ook helemaal niet de bedoeling’, antwoordt hij.

En wat zijn zijn technieken? Hoe schrijft hij juist? Hoe lang werkt hij aan een artikel? Hoe komt hij op ideeën? Heeft hij nog tips? H… ‘Hoe schrijf jíj eigenlijk?’, onderbreekt hij mij, ‘Geef daar eerst eens antwoord op.’
Ja, hoe schrijf ik eigenlijk? Bijlange niet goed genoeg, zoveel is zeker. En veel te traag, dat ook. Ik vertel hem dat ik metaforen wil kunnen uitvinden zoals hij dat doet, mensen wil kunnen raken met wat ik schrijf, ze de tijd wil doen vergeten.

Thomas staat op en loopt naar binnen, een paar minuten later komt hij terug met een stapel De Standaard Magazines. Hij begint zijn interviews te herlezen en telkens wanneer hij een fragment tegenkomt waar hij trots op is, toont hij het.

Thomas: ‘Waarom bescheiden zijn over de dingen die je goed kan? Mensen zouden moeten leren om wat trotser te zijn op de dingen waar ze goed in zijn.’

‘Geef nu toe, betere interviews dan deze zal je in België niet snel lezen’, zegt hij terwijl hij zijn interview met Ann Claes, baas van JBC, doorgeeft. ‘En betere sfeerverslagen dan dit zal je er toch ook niet gemakkelijk vinden’, zegt hij wanneer hij mij zijn interview met Freya Van Den Bossche laat zien.

‘Hoe doe jij dat toch’, vraag ik hem, ‘met zoveel zelfzekerheid over je talenten praten? Ik kan dat niet.’

‘Waarom bescheiden zijn over de dingen die je goed kan? Mensen zouden moeten leren om wat trotser te zijn op de dingen waar ze goed in zijn, zolang ze hun kleine kantjes ook kennen natuurlijk. Zo mogen ze gerust van mij weten dat ik naast een geweldige schrijver en ideeënvinder ook een onzekere luie chaoot ben die zich veel te snel ergert en een concentratievermogen van nog geen tien minuten heeft. Maar als je ergens goed in bent, durf dat dan toch ook toe te geven!’

Zaterdagavond

Els is binnen aan het opruimen, de kleinkinderen kijken een film en Thomas en ik zitten buiten in de veranda – een overdekte woonkamer met open wanden. Er ligt een cursus Duits voor mij (vakantietaken…). Zelfs de meest nonchalante Italiaan besteedt gemiddeld meer aandacht aan het vastgespen van zijn kinderen in de auto dan ik momenteel aan het leren van Duitse woordjes. Terwijl de met een gouden gloed overgoten olijfbomen langzaam veranderen in donkere schaduwen, luister ik naar de ritmische geluidjes van Thomas’ iPhone. Hij mag daarstraks dan wel gezegd hebben dat hij zich nooit langer dan tien minuten ergens op kan concentreren, ondertussen zit hij wel al minstens een half uur met een diepe frons op het voorhoofd het ene Ruzzle spelletje na het andere te spelen. Een tikkende klok gevolgd door een Chinese gong kondigen het einde van een spel aan. ‘Noem eens de dingen die je gelukkig maken’, vraag ik. Hij reageert zo snel dat het lijkt alsof hij al die tijd op deze vraag aan het wachten was. ‘Hier nu zijn’, antwoordt hij amper een fractie van een seconde later. ‘Ruzzle spelen terwijl de avond valt. De dag zien overgaan in de nacht. Het glibberige lijfje van een kleinkind dat zich aan mij vastklampt in de zee. De onvoorwaardelijke liefde tussen Boa en mij. Iedere ochtend opnieuw wakker mogen worden naast de vrouw van mijn leven. Tonino die me sms’t van zodra zijn winkel open is, en mij blijft stalken tot ik ook daadwerkelijk in zijn winkel sta….’

Ik ben verbaasd dat hij zo snel zoveel dingen kan opsommen, en Thomas ziet dat: ‘Ik heb het talent om te weten wat mij gelukkig maakt, en heb gewoon niet veel nodig om dat dan ook te zijn, zoals nu nog een spelletje Ruzzle bijvoorbeeld.’

Zondagochtend

We ontbijten buiten aan een kolossale houten deur op schragen. Het is acht uur ’s morgens, Isaac en Mingus eten hun ontbijtgranen op en Thomas krijgt net het derde berichtje van Tonino met de vraag waar hij blijft. Als antwoord stuurt hij een foto van de ontbijttafel waarop zelfgebakken brood, verse vijgen uit de tuin, huisgemaakte confituur en dergelijke staan. Het berichtje is nauwelijks verzonden of Tonino komt al toeterend de straat inrijden en nog geen minuut later zit hij mee bij ons aan tafel. Terwijl ik mijn boterham met mozzarella eet en Thomas vijgen op de zijne legt, vraagt hij aan Thomas wat de beste vraag is die ik tot nu toe gesteld heb. ‘Wat ik aan mijn zestienjarige ik zou willen vertellen’, antwoordt deze direct. Waarna hij er in een adem aan toevoegt dat het nu ook weer niet zó’n originele vraag was.

‘En wat zou je tegen jezelf zeggen dan?’, vraagt Tonino.

‘Dat ik gewoon die meisjes moest kussen en niet zo onzeker moest zijn, want ze wilden écht wel gekust worden. Oh, en ook wel dat ik mijzelf niet zo veel zorgen moest maken, dat alles wel in orde zou komen.’

Tonino: ‘Het leven is als een zee en jij zit op een boot waar je al wel eens uit durft te vallen. Als dat gebeurt, laat je dan gewoon meedrijven met de stroming.’

Wanneer Thomas is uitgesproken vraagt hij aan Tonino wat zíjn antwoord op deze vraag zou zijn, waarna Tonino zich tot mij richt en aan een lange monoloog begint: ‘Je moet weten, het leven is als een zee en jij zit op een boot waar je, als het stormt, al wel eens uit durft te vallen. Als dat gebeurt, is het slechtste wat je kan doen proberen om terug naar de boot te zwemmen: het zal je uitputten en je zal er toch nooit geraken. Laat je dus gewoon meedrijven met de stroming, spaar je krachten en wacht, want de kans is groot dat je vanzelf naar het droge gedragen wordt. Zorgen zijn nergens voor nodig, gewoon meedrijven en dan komt alles wel goed. Dát is wat ik tegen mezelf zou zeggen, en ook aan jou wil meegeven.’

Zondagnamiddag

Els en ik staan in de keuken. Zij doet de afwas, ik droog af. ‘Jij weet de dingen hier ondertussen al beter staan dan Thomas’, zegt ze. ‘Hij heeft waarschijnlijk in een half jaar nog geen handdoek aangeraakt.’ En ze begint al lachend te vertellen over hoe ze Thomas fout heeft opgevoed, wat hen bij vrienden de reputatie van het meest middeleeuwse koppel heeft opgeleverd. ‘In het begin wou ik nooit dat hij meehielp, toen deed ik alles nog met plezier voor hem alleen, en nu is het te laat he.’

‘Maar het is wel dankzij mij dat jij op je vijftigste al kon stoppen met werken!’, roept Thomas vanuit de zetel, waaruit hij kort daarna plotseling opstaat, een handdoek neemt en mee begint af te drogen.

Ondanks dat hij zowat de meest open en sociale man is die ik ooit heb ontmoet, is Thomas onpeilbaar en is het onmogelijk om af te leiden wat hij denkt.

Het is ondertussen al een gewoonte geworden, alsof het nooit anders is geweest. Thomas is bezig op zijn iPhone, ik schrijf, en om de zoveel tijd stel ik een vraag. Zijn antwoorden zijn uitgebreid, maar wanneer hij uitgesproken is, grijpt hij toch steeds terug naar zijn iPhone. Doe ik iets mis? Zijn mijn vragen niet goed genoeg? Of kan deze ex-mediaman gewoon echt niet zonder sociale media? Ondanks dat hij zowat de meest open en sociale man is die ik ooit heb ontmoet, is Thomas onpeilbaar en is het onmogelijk om af te leiden wat hij denkt.

Ik besluit hem een aantal korte en snelle vragen te stellen.

Wat zou je graag nog willen leren?
‘Piano spelen.’

Welke personen zou je hier het liefst van al nog eens uitnodigen?
‘Bruce Springsteen, Hitler en Mozart.’

Welk gerecht ga je als eerste maken met je eigen olijfolie?
‘Een voorgerechtje met vijgen uit de tuin.’

Is er iets wat je écht nog wil doen in je leven?
‘Een boek schrijven. Maar het lukt me niet. Het idee is er wel, maar ik kan het gewoon niet. Ach ja, misschien moet ik het gewoon doén.’

En heb je nog goede raad voor mij?
‘Speel nooit een Ruzzle wanneer je een glas whisky op hebt.’

Thomas neemt een slokje whisky en begint weer voort te spelen, een stuk of vier spelletjes later legt hij zijn telefoon plotseling weg.

‘En ook, nog maar eens: maak je geen zorgen, het komt allemaal goed.’

Maandagochtend

Het is nog nacht. Iets over vijf hebben Thomas en ik afgesproken om naar de luchthaven te vertrekken. Ik maak mij klaar terwijl hij voor de verandering een spelletje op zijn iPhone speelt. Net wanneer we willen vertrekken komt Boa aangelopen. Aan de blik in haar ogen (nog zieliger dan die van de gelaarsde kat in Shrek, ik zweer het je) kan niemand weerstaan, en dus mag ze mee. Met z’n drieën rijden we onder de suikerspinnen hemel voor zonsopgang door het verlaten, serene landschap langs de Zuid-Italiaanse kust. Wanneer we afscheid nemen, omhelst Thomas me. Hij kon soms nogal overweldigend zijn. Een ding is zeker, zelden heb ik zo’n bijzondere persoon ontmoet.

Intermezzo Italiano Blog
Intermezzo Italiano op Facebook

Schrijf je reactie

6 reacties
  • Alain De Schepper says:

    He, ben juist aan het kijken naar programma op tv één ( Van Gils en gasten)
    Waar Thomas Siffer aanwezig is.
    Tof om te weten dat hij olijfolie produceerd in Puglia
    Ik ben namelijk Chefkok en hou van lekkere producten.
    Ik bezoek Puglia binnenkort voor drie weken en wil graag een bezoekje brengen aan de olijfhaard, tot binnenkort

  • Julian says:

    Vrij tot zeer geniaal geschreven. Een snedig, spits, speciaal artikel. Alice Elliott is een naam om te onthouden.

  • ktrn says:

    Mooi stukje! Ik hou van je schrijfstijl 🙂

  • Kristin Ghys says:

    Héél mooi geschreven! Proficiat! Ik heb ook een huis vlakbij Thomas en al 3 jaar geniet ik ongelooflijk van deze prachtige streek.
    Je hebt een manier van schrijven waar je de sfeer helemaal van opsnuift. En ik kan het weten! Je hebt talent! Doe zo verder!
    Ciao
    Kristin

Colofon

Adres Redactie

Toko Space t.a.v. Charlie Magazine
Statiestraat 139
2600 Antwerpen