Opinie

Kleine Broer, Keetschopper, Vandaal.

Kleine Broer, Keetschopper, Vandaal.

Deze zaterdag kwamen in Brussel een 1000-tal mensen – vooral met Afrikaanse roots – samen om de vreselijke toestanden en de slavenhandel in Libië aan te klagen. Ik wilde ook gaan. Mijn maag ligt sinds het zien van de beelden van die slavenmarkt overhoop. Een mensenleven, een zwarte persoon, kost er minder dan de nieuwste iPhone. Voor 400 à 500 euro kan je een persoon kopen. In 2017. De verontwaardiging en walging zitten diep. Ik twijfelde of ik mijn drie kinderen niet de trein op zou sleuren om toch mee te gaan betogen en een signaal te geven. Uiteindelijk was dat te moeilijk en bleef ik thuis, maar ik volgde alles op de voet op sociale media. En ik glom van trots dat er zoveel volk was. Dat er zo intelligent gesproken werd. Dat ‘we’ daar als een familie stonden.

Toen later op de dag de berichten over relletjes binnen begonnen sijpelen, was ik woedend. Hoe is het in godsnaam mogelijk, dacht ik, dat enkelingen het weer verpestten voor ons allemaal. Dat de berichtgeving alleen ging over enkele amokmakers en niet over de broodnodige boodschap en over het vreedzame protest. Voor de derde keer in een week brachten jongeren met migratie-achtergrond vernielingen aan in de hoofdstad. Veroorzaakten ze onnodig leed en gaven ze sceptici weer een extra argument om ons allemaal te marginaliseren.

“Als mijn zoon het ooit in zijn hoofd zou halen een steen door een ruit te gooien, zou dat zijn beste dag niet zijn.”

Als ik je mama zou zijn, je zou er godverdekke niet goed van zijn. Als mijn zoon het OOIT in zijn hoofd zou halen een steen door een ruit te gooien, zou dat zijn beste dag niet zijn. Ik zou hem elke laatste eurocent schade laten terugbetalen door hard labeur in de rotste studentenjob die ik kon vinden. Hij zou niets zien buiten de schoolbanken en zijn slaapkamermuur tot alles was terug betaald. Ik zou hem verplichten om elke dag naar de mensen die hij schade had berokkend toe te gaan om zich te verontschuldigen en hulp waar nodig aan te bieden. Zodat hij zijn uurtje stoer gedrag zou herinneren met schaamte en spijt. Oh jawel, zo’n mama ga ik zijn. En ik zou rustig zijn ‘officiële’ straf afwachten. Geen excuses of gezever in die rechtbank. Hij zou de waarheid moeten vertellen en niet op mijn mededogen of bescherming moeten rekenen.

Nee, als ik je mama zou zijn, zou je je acties beklagen.

Maar ik ben jouw mama niet, en ik heb niet te beslissen hoe je ouders met jouw wangedrag omgaan. Hoe zij je zullen aanpakken is hun zaak.

Je bent intussen hard, en verdiend, terechtgewezen. Door de media, door verschillende politici (ook met migratie-achtergrond) en door ’the court of public opinion’. Die boodschap heb je luid en duidelijk gehoord de afgelopen week.

Ik wil je ook een ander geluid doen horen.

Ik heb zelf een grote zus. Als ik problemen had met iemand, met ouders of leerkrachten bijvoorbeeld, verdedigde zij me als een leeuwin. Maar zodra de grote mensen weg waren en het gewoon zij en ik was, legde ze me haarfijn en zonder doekjes eromheen uit wat ze dacht en voelde.

Kleine broer, keetschopper, vandaal: ik ben jouw grote zus. Dus ik ga je even mijn ongezouten mening geven. You. Fucked. Up. Wat je aan het doen bent is dom, kortzichtig en kwetst. Je bent niet stoer, je bent geen ’terechte frustraties aan het botvieren’.

“Jij, kleine broer, bent afgeschreven nog voor je jezelf afschrijft.”

Maar, en deze ‘maar’ daar draait het om: We fucked up too. We. Fucked. Up. Too.  Wij hebben je niet of nauwelijks gehoord. We weten hoe lastig het is om jou te zijn. Onderzoek na onderzoek, rapport na rapport verschijnt over de dagelijkse miserie waar jij mee te kampen hebt. Nog voor je ook maar iets hebt gedaan, ben je een verdachte. Je scholen zijn niet dezelfde als de onze; de infrastructuur is om te huilen, de klassen zijn te groot voor leerkrachten om je eigenheid te zien, je ziet jezelf nergens terug als iets positief. Jij, kleine broer, bent afgeschreven nog voor je jezelf afschrijft.

Het praat je dommigheid niet goed. Je arrogantie en je valse stoerheid – die eigenlijk niet meer is dan peer-pressure gecombineerd met onbestemde verontwaardiging – geven me goesting je terecht te wijzen en te roepen: DIT HELPT NIET!

Want wij, jouw grote broers en zussen, vechten elke dag voor jou. Wij, de generatie die je voorging, de activisten die al jaren voor en achter de schermen discriminatie proberen tegen te gaan, doen wat we doen net voor jou. We proberen, misschien te laat, misschien niet fel genoeg, misschien niet op de kanalen waar jij zit, maar toch met heel veel passie jouw situatie beter te maken. We proberen aan te tonen dat je wel wil, maar niet mag. We proberen te tonen hoeveel talenten ook jij hebt en hoe die miskend worden.

“Stop met ruiten in te gooien, want je gooit ze in voor ons allemaal.”

Wij zien je wél graag. Wij zien het licht in jou dat schijnt en schittert. En we zien hoe dat elke dag een beetje meer wordt uitgedoofd. En we zijn bijna wanhopig op zoek naar manieren om dat vlammetje brandende te houden en anderen die lichtflitsen te tonen.

Dus kleine broer, stop met ons tegen te werken. Wees boos op ons als de grote mensen weg zijn. Roep en schreeuw hoe het allemaal oneerlijk is en hoe wij veel te weinig doen en veel te traag bewegen. Hoe de politie je viseert, en het haast niet uitmaakt of je iets fout doet of niet. Verwijt ons dat we je in de steek lieten van de moment dat het goed met onszelf ging. Makkelijk praten voor zij die kansen kregen, ik weet het, ik weet het. Maar stop met ruiten in te gooien, want je gooit ze in voor ons allemaal. Vooral voor zij die voor jou vechten.

Foto: Harvey Bouterse

Schrijf je reactie

Dalilla Hermans is geboren in Rwanda en geadopteerd. Ze heeft er haar missie van gemaakt om racisme en discriminatie bespreekbaar te maken en aan te pakken. Ze schrijft regelmatig stukken over dit thema voor Charlie en heeft een tweewekelijkse column in De Standaard. In 2017 kwam 'Brief aan Cooper en de wereld' uit bij Manteau, een autobiografisch boek met een scherp maatschappijkritisch randje. In 2018 leverde ze een bijdrage aan de bloemlezing "Zwart -Afro-europese literatuur uit de Lage Landen". Later dat jaar verscheen bij Davidsfonds haar kinderboek "Brown Girl Magic". In 2019 verscheen de thriller "Black-out" (uitgegeven bij Horizon), haar eerste fictieboek voor volwassenen. Vanaf september 2019 is Dalilla seizoensdenker van Concertgebouw Brugge en momenteel schrijft ze ism Mungu Cornelis de monoloog 'Epiphany' die later dit jaar in première gaat bij NTGent.

Colofon

Adres Redactie

Toko Space t.a.v. Charlie Magazine
Statiestraat 139
2600 Antwerpen