Column

Shit, een treinrit

Shit, een treinrit

Ter ere van World Toilet Day deelt gastredactrice Lot een horrorverhaal over rommelende darmen. Omdat dat oplucht. Omdat openbare wc’s (hoog)nodig zijn. Lezers met een teer zieltje: knijp je billen… uh ogen maar vast toe.

Buikpijn. Al vanaf het moment dat de trein haar deuren sloot had ze spijt. Was ze maar thuis gebleven, achter de veilige geborgenheid van haar gesloten deuren en omringd door haar drie wollige katten. Haar darmen roerden zich, opnieuw.

Verdomme, prevelde ze, de zoveelste aanwijzing van haar slechte keuze omarmend om zichzelf op de vingers te tikken. Haar nylonkousen spanden te hard om haar bovenbenen heen en zaten verkeerd om haar voeten, zodat ze zowel vier bovenbenen had als een paar tenen dat naar bloed snakte en een resterend aantal tenen dat schoof in hun veel te ruime cocon. Het gerommel van haar darmen werd erger.

De passagier  tegenover haar wierp een steelse blik op haar bezwete gezicht en ze voelde de hardnekkige blos die haar vaste metgezel was in onzekere situaties – well, hello world –  vanuit haar nek naar haar wangen omhoog stijgen. De passagier fronste. De trein denderde verder. Het zweet brak haar uit. Nog twee haltes.

“Ze wierp haar blik op het uitnodigende wc-icoontje, hoewel ze wist dat ze nooit op die uitnodiging zou ingaan.”

Nadat de trein zijn weg vervolgde naar de volgende halte, werd de passagier tegenover haar vervangen door een ander, nog norser kijkend exemplaar. In andere situaties zou ze misschien uit ongemakkelijkheid heen en weer geschoven hebben op haar zitje, maar in deze situatie bewoog ze omdat het simpelweg niet anders kon. Het controleren van haar darmen eiste zoveel van haar aandacht op, dat de rest van haar lichaam stuurloos werd.

Ze wierp haar blik steeds opnieuw op het uitnodigende wc-icoontje, hoewel ze wist dat ze nooit op die uitnodiging zou ingaan. Een publieke wc betreden in andere situaties dan het noodgedwongen plasje wanneer het echt, echt niet anders kon, was al ver boven de limiet. Iets anders in die toilet deponeren was volstrekt absurd, ongehoord en zelfs bijna pervers.

En toch leek het icoon naar haar te knipogen. Een keer verbeeldde ze zich zelfs dat ze het haar naam hoorde fluisteren. Nee, fluisterde ze, nee! De passagier tegenover haar keek haar aan. Zijn gezicht vertrok en ze voelde zijn afkeuring toen hij naar haar rozige, rood bevlekte gezicht keek. Hij trok zijn neus op, alsof ze een drol was. Een bruine, dikke, romige en tegelijk stevige, eindeloos lange drol. Bij dat idee begon ze bijna te kreunen en ze voelde het water effectief in haar mond lopen. Ze slikte. Ze slikte nog eens, nerveus. Toen de conducteur het volgende station aankondigde en de man tegenover haar na een laatste misprijzende blik op haar recht stond, haalde ze opgelucht adem. Het zou allemaal in orde komen. Nog één halte.

“Haar darmen rolden gemeenschappelijk en luidruchtig naar haar navel toe.”

Niet. Het komt niet goed, dacht ze. Het komt nooit goed, nooit meer. Haar darmen rolden gemeenschappelijk en luidruchtig naar haar navel toe. Om dan al kronkelend uit of door elkaar heen te kruipen. Elke beweging was als een zweepslag op haar ingewanden.  Ze plooide zich dubbel. Blijf kalm. Misschien kon ze de druk op haar darmen wat verlichten nu ze geen overbuur meer had?

In gedachten gaf ze zichzelf een harde kopstoot na dat idee. Er zijn grenzen. Of, misschien toch, een heel klein windje, eentje maar? Mentale kopstoot kwadraat. Door het raam zag ze dat ze haar bestemming naderde en de gierende buikpijn werd kort vergezeld door een intens gevoel van blijdschap. Nog even.

Strompelend liep ze het perron af. In de broodjeszaak tegenover het station was een toilet, wist ze, maar daar zou ze geen gebruik van maken. Er zijn immers grenzen. Een windje in een verlaten stationsgang kon echter wel. Toen ze haar billen wat ontspande, kwamen de knal en de opluchting gelijktijdig. Al was die opluchting maar van korte duur. Achter zich hoorde ze een verontwaardigd gemompel en in haar slip voelde ze hoe een warme gloed zich snel verspreidde.

“Toen ze haar billen wat ontspande, kwamen de knal en de opluchting gelijktijdig.”

In paniek draaide ze zich om en ze zag een heer, sommige mannen zijn echte heren, dat zie je zo, en dit was een Heer met een hoofdletter. In een halfslachtige poging om te maskeren wat er  aan het gebeuren was, schraapte ze herhaaldelijk met een schoen over het ruwe asfalt, alsof ze iets vies van haar zool wilde schrapen met behulp van de bovenste laag steentjes en dat dit de knal verklaarde.

Ze keek op naar de Heer, met een verontschuldigende blik wegens de zogezegde viezigheid aan de onderkant van haar schoen, maar ze zag meteen dat de Heer niet in de val trapte. Tegelijkertijd voelde ze de plakkerige warmte in haar onderbroek zo bewust dat het leek alsof die met flikkerende neonverlichting als een aureool rond haar hele wezen werd geprojecteerd. De schaamte drukte haar schouders neer. Ze moest naar een openbare wc. Echt.

Ze schuifelde een cafeetje binnen. ‘WC zonder consumptie: 50 cent’. Met een gevoel van schaamte stapte ze de ruimte binnen. Voor alles is een eerste keer. Er was amper tijd om de bril te inspecteren. Ze moest gaan. Dus ze ging zitten, gefocust op haar ingewanden, in aanvalshouding op de toiletbril. Letterlijk op het moment dat haar billen de bril kusten vergat haar aars wat zelfcontrole was, en een onvoorstelbaar grote, afwisselend waterige en brokkelige massa verliet haar lichaam.

“Ze moest gaan. Dus ze ging zitten, gefocust op haar ingewanden, in aanvalshouding op de toiletbril.”

De straal was hard en het water in de pot kon de stroom niet aan, maar kaatste een deel weer omhoog. Spetters stegen op naar haar billen, tegen de muur en daalden weer neer op haar onderrug. In haar fantasie was de ruimte gevuld met minuscule partikels fecaliën, die zich langs haar neusharen een weg begonnen te banen naar haar longen. Net op het moment dat ze haar hoofd optilde om te kijken of er voldoende wc-papier was, viel de elektriciteit uit – samen met het verlichting in de toilet en het licht in haar hoofd.

Een dag later stond er in de regionale krant een klein bericht. Of iemand informatie kon geven over een jonge vrouw die in catatonische toestand was gevonden in de wc van café ‘Het bruin stationneke’? De vrouw was vermoedelijk begin twintig, had bruine haren, bruine ogen en leed mogelijk aan een incontinentieprobleem. Mogelijk was haar achternaam Grenzen. Of iedereen met informatie zich wilde wenden tot de lokale politie?

Foto: Istock

Schrijf je reactie

Charlie geeft regelmatig het woord aan mensen die - net als wij - geen blad voor de mond nemen.

Colofon

Adres Redactie

Toko Space t.a.v. Charlie Magazine
Statiestraat 139
2600 Antwerpen