Monoloog

Twijfel

Twijfel

Ik ben zeven weken geleden moeder geworden van een dochter. Ze heet Francis Lena Daems. Geboren op 30 december. Om half 6 ’s ochtends. 2,9 kilo, 49 cm, Steenbok. En de afgelopen maand zaten wij samen in een storm. Sommige mensen noemen het ook wel een roze wolk. Ik noem het een storm.

De negen maanden ervoor waren bedoeld om me hierop voor te bereiden. Niet alleen negen maanden om de juiste luiers en de juiste katoenen washandjes in te kopen, maar om me vooral voor te bereiden op die storm.

Hoe dikker mijn buik werd, hoe meer advies ik kreeg. Gevraagd en ongevraagd. En vooral veel voorspellingen over hoe het zou zijn. Voorspellingen van mensen die, ook al zeggen ze maar wat, klinken alsof ze alles zeker weten.

“Hoe dikker mijn buik werd, hoe meer advies ik kreeg.”

Zo zei iemand me dat je op tijd een ruggenprik moet vragen, want op een gegeven moment is het te laat. En nog iemand dat je juist geen ruggenprik moet vragen, want dat is niet goed. Dat je juist de weeën moet omarmen en een derde zei dat ik, ruggenprik of niet, nu eindelijk echt een vrouw zou worden. Waarna ik me afvroeg wat ik de afgelopen 33 jaar dan wel niet was geweest… Maar goed, ik zou blijkbaar een oerkracht ervaren en daarna dan eindelijk, op de valreep, toch nog een vrouw zijn.

Ik was benieuwd, en licht geïrriteerd. Zoals wanneer je een doorsnee weekendkrant magazine doorbladert en in een interview met een actrice of bekend persoon leest dat ‘kinderen hebben’ je leven echt zin geeft. Dat je kind belangrijker is dan eender welke ambitie en vooral dat je als moeder pas echt weet wat liefde is.

Ook dan vroeg ik me de afgelopen jaren altijd licht geïrriteerd af, wat dat dan van mij maakte met mijn zinvol leven, mijn ambitie en al mijn liefde voor een ander of iets anders. Een uitzicht, een moment en of die liefde dan echt zo anders was dan die van haar.

“Nooit hoor je een zangeres in een praatprogramma vertellen hoe haar moestuin haar leven zin heeft gegeven.”

Ik heb trouwens ooit ergens gelezen dat mensen die van dieren houden veel empathischer zijn dan mensen die niet van dieren houden, maar daar hoor je nooit iemand over. Er wordt immers nooit een drie bladzijden lang interview, met een bekende schrijver, gewijd aan hoe de komst van kater Tommie zijn leven heeft verdiept.

Nooit hoor je een zangeres in een praatprogramma vertellen hoe haar moestuin haar leven zin heeft gegeven. Hoe ze eigenhandig een stukje gebarsten grond tot bloei heeft gebracht en er nu bloemkolen groeien. Nooit hoor je iemand geëmotioneerd zeggen dat het zorgen voor zijn bejaarde moeder hem een gevoel voor richting geeft. En dat zorg dragen voor het einde van een leven niet onder doet voor zorg dragen voor een beginnend leven.

Licht geïrriteerd en ‘razend benieuwd’ was ik naar hoe het dan zou zijn als ik rond Kerstmis een vrouw zou worden. Ik bekeek elke dag mijn lijf in de spiegel. Mijn borsten, mijn groeiende buik, dat vreemde wezen wat daarbinnen zo rustig aan het groeien was, de stilte voor de storm.

Een week na Kerstmis was het dan zo ver. De details over hoe het gegaan is, ga ik jullie besparen, maar ik kan je wel vertellen dat het niks te maken had met zingen op een yogabal. Er werden geen weeën omarmd en er stond op de achtergrond geen zen meditatiemuziek op. Er waren geen kaarsjes, geen endorfine, geen pijn die voelde als kracht. Het was gewoon pijn. Bruut, licht traumatisch en shockerend. En de ruggenprik (net op tijd) heeft mijn leven gered.

“Er waren geen kaarsjes, geen endorfine, geen pijn die voelde als kracht. Het was gewoon pijn.”

En toen de pijn daarna enigszins te hanteren werd, hoorde ik een vrouw in een verloskamer een paar deuren verderop in crescendo roepen: “iiik gaaaa doooood!” Wie meer details wil over hoe een bevalling echt is, mag daar altijd vragen over stellen tijdens een biertje. Gezellig.

In ieder geval, twaalf uur later was ze daar dan, een beetje blauw, gehavend en buiten adem, net zoals ik. Zich in instinctieve hersengolven aan het afvragen waar ze in godsnaam was beland. Negen maanden warmte in een kleine ronde jacuzzibubbel met ongelimiteerd eten en geroezemoes en dan nu opeens in de handen van een kinderarts onder een felle lamp op een koude weegschaal. Een slangetje in haar keel om de longen leeg te zuigen. Er klinkt een klein geluidje, een hortend rommelig schreeuwtje, haar eerste woord in dit toekomstige leven.

Een paar minuten later lagen we in elkaars armen. Zij en ik, twee vreemden, die een uur daarvoor nog in elkaar hadden gewoond. Zij een meisje van 2,9 kilo en ik voor het eerst een vrouw. En het enige wat ik kon denken was: “Wie ben jij? Wie ben ik? Wie ben jij? En hoe dan? En hoe dan? En hoe dan?”

“Nog nooit heb ik zo verlangd naar zussen en tantes en oma’s, naar tradities, een groter verhaal waar ik in kon stappen.”

Ik ben nog nooit in mijn leven zo bang geweest. Nog nooit heb ik zo graag in Mexico willen wonen, een plek waar vrouwen na de bevalling blijkbaar veertig dagen hun kamer niet uit mogen. Ze moeten met de baby in bed blijven liggen en de zussen, tantes en oma’s doen de rest. Nog nooit heb ik zo verlangd naar zussen en tantes en oma’s, naar tradities, een groter verhaal waar ik in kon stappen, naar stemmen om me heen, armen om me heen, handen die me dragen, woorden die me dragen.

Iemand die met me mee twijfelt, het niet zeker weet en die dan daarna met de pannen rommelt. Zoals vroeger, toen ik voor het slapen gaan aan mijn moeder vroeg: “Wil je nog even met de pannen rommelen tijdens de afwas?” Het beste geluid om in slaap te vallen.

We zijn nu zeven stormachtige weken verder en ik kan met trots zeggen dat we allebei nog in leven zijn. Zij inmiddels 2 kilo dikker. Langzaam getransformeerd van fragiel wezen tot dikke boeddha-baby.

En ik? Ik bekijk mijn platte buik in de spiegel, mijn borsten, mijn lijf. Ik zie een iets vermoeidere versie van mezelf. Maar vooral gewoon mezelf, dezelfde persoon van de afgelopen 33 jaar, een twijfelend zoekend wezen. Misschien wel de definitie van de echte vrouw die ik daarvoor altijd al was.

Deze tekst werd voor het eerst voorgelezen door Suzanne Grotenhuis tijdens de Maandagavondsessie op 4 februari in theaterhuis De Nieuwe Tijd, waar ze als theatermaker aan is verbonden. Meer info www.denieuwetijd.be.
Foto: Alexander Daems

Schrijf je reactie

1 reactie
  • Geert De Mets says:

    Ik las dit WE in De Standaard het interview met u. Het ligt er in lijn met wat u hier schrijft. Wat u globaal beschrijft, de behoefte aan mensen bij u in de storm, deed me denken aan het boek “The second mountain” van David Brooks (columnist voor de NY Times). Ik heb het zelf niet gelezen maar wel verschillende toespraken van hem erover. Ik heb het gevoel dat ook hij tegen de bloedarmoede van onze (westerse?) cultuur aanbotst en wil oproepen, nadat je van je eerste berg bent afgedonderd, je een 2e gaat beklimmen waar community & care een van de sleutelbegrippen was.
    Ik neem de vrijheid dit even met u te delen.
    Vriendelijke groet.
    Geert De Mets

Suzanne Grotenhuis (33) verhuisde 14 jaar geleden van Amsterdam naar Antwerpen om te studeren aan het Herman Teirlinck Instituut. Na haar afstuderen werkte ze als actrice en theatermaker in België en Nederland. Sinds vorig jaar is zij vast verbonden aan het Antwerpse theatergezelschap De Nwe Tijd. In 2012 maakte zij haar eerste solovoorstelling Zwarte Woud Forever die werd geselecteerd voor Circuit X en de Roel Verniers Prijs won. In 2017 trok ze in haar eentje een maand door de Australische woestijn en maakte er haar nieuwe solovoorstelling ON ICE over. Suzanne woont samen met haar man Alex en dochter Francis, huisgenoot Farid en lapjeskat Matilda.

Colofon

Adres Redactie

Toko Space t.a.v. Charlie Magazine
Statiestraat 139
2600 Antwerpen